Als ’k hier (bootst met de handen een bascuul na)
— als ’k hier, ha-ha-ha!, jouw hart hou, hier’t jouwe
— dan gaat de weegschaal op en neer — dan ben k op jou verkikkerd en op jou verzeten — razend met jou en door ’t dolle heen met jöü!..! Is jouw beurs ’t zwaarst, dan doe ik zoo — en is de jouwe stevig, zoo! Ha-ha-ha: die twéé paar schelvischoogen!...
Soldenier. Dus krengekop: jij heb geen zoetelief?..
Rakker. Geen (bluffend)____ die jij naar zijn snor en
oogen kijkt? En die z’n beentjes vrij uit in je bedje
steekt, ha-ha-ha!
Regina. Nee, kerels, nee! Die tijd die is voorbij! Schenkt jou de bakker brood en wat je verder met ’t draaien aan dat ding (bootst z’n gepluk aan de snorharen na) komt vragen? Stopt jou de slager spek en worst en Zaterdags ’n pondje lenden in je léége handen? Geeft jou je huisjesmelker zoomaar onderdak? Waar werk jij met je oogen en je snor ’n borrel los, ha-ha-ha? Nee, kerels — ’k ben niet gekker dan ’n ander, niet stommer en niet braver! O zoo! ha-ha-ha!... Wie alles uit z’n huis draagt gaat failliet — wie open tafel houdt, krijgt zelf geen kluiven en wie — ach Jezis, jongens,’t is zoo warm!
— wie van de lucht wil leven, eet zich geen spek-rug (den rug van den Soldenier bekloppend) en geen buik van negen maanden, ha-ha-ha! (klopt den Rakker op z’n buik).
Soldenier (zich lachend omdraaiend). Nou grappenmaker in je kooi — heb jij je tong verloren? Hééé!
10 137