Regina (tusschen de twee in) Kerels, kerels, jullie
doen als vliegen bij de suiker! Toe schuif wat op! (tot Soldenier). Wat zeg jij van zoo’n sallemander, zoo’n verdraaiden judas (den Rakker ’n tik gevend)
— handen thuis! — zoo’n gedrocht? Dat komt
me halen — of ’k wil of niet! — dat sleept me mee, met honderd menschen op m’n hielen — zegt niet waarvoor....
Rakker. Hoe weet Ik dat, m’n toet? Als mij gelast wordt: haal je vrouw, of haal ’r moeder’s moer — dan vraag ik niet, dan weet ik niet, dan klets ik niet — dan h&al ik — en soms haal ik met plezier... (legt arm om haar middel).
Soldenier, (dien wegduwend) Ho! Ho! Die
plaats die is bezet.
Rakker. Wat is bezet?
Soldenier (lachend). Ik heb de oudste rechten!
Rakker. Nee ik! Want ik moet toezicht op ’r houen!
Soldenier. Wie van ons twee heeft de klandizie van 1’amour?.... Nou zeg ’t zelf, Regien — zoo heet je toch?
Regina. Toe, toe!... Twéé knieën is te veel! Vindt jij dat lekker in die warmte?... ’k Ben smöör op wie ’t meeste dokt! Dok jij — dokt hij — ik hou m’n hand. Jij ben ’n knappe vent — en jij’n schat..
136