Wie smeet de deuren dicht ? Wie wees je na ?
Wie heeft je bang voor zon en dag gemaakt? Was jij dan slechter dan de mannen, die Te eten gaven jou — en dan opnieuw Je trapten en je zweepten als slavin?...
Je wóü je modder uit — je kon ’t niet!
Je wóü weer in ’t licht — ’t lukte niet!
Je wou ’t zelfde recht van eiken man,
Die als-ie in jouw armen was geweest,
Weer vrij-uit, zingend, over straat kon gaan:
Je kreeg ’t niet! Sta op! En help jezelf!
Als jij melaatsch ben, jij, melaatsch, gedoemd, Dan is ’t ieder, die den steen opnam,
En elke man die met jou heeft verkeerd!
Regina. Ik word niet meer gered...
Droomelot. Je redt jezelf! Jezelf! Jezelf!
Regina. Daarvoor heb ik geen kracht!
Droomelot. Ben ik ’rniet? Heb ik geen kracht voor twéé ?
Regina. Ben jij de droomster en ’t zelfde kind,
Dat bij me kwam ? Wat is met jou gebeurd ?
Droomelot. Ik heb van hèm geleerd... (Wachter laat Sero in de cel terug) En óók geleerd (met bijtenden spot).
Van al de andren, die hier zijn geweest!
En als ik twijfelde en niet begreep,
246