Regina. (stellig) Dat heeft-ie jou als kind gezegd — als kind...
Droomelot (schudt het hoofd):
...Niet waar! Toen ik vertelde hoe ik jou Dien wintermorgen voor — dat huis gezien,
Dat vreemde huis, met al de blinden neer,
Toen sprak-ie even goed: ze komt terug!
Maar jij je praatte niet van hem — jij zei:
Hou toch vooral je mond als je me ziet...
Ja, ja en zoo ben ik hierheen geraakt...
Regina. Ik ben ’n beest — ’k wou dat ik stierf! Droomelot. En dan? En dan ! Heb je je beurt gehad] ? Regina. M’n beurt?
Droomelot. Je beurt van opgang na je ondergang? Je beurt van wraak...
Regina. (schudt het hoofd) ’t Was m’n eigen schuld! Als ’k niet was heengegaan, dan zou ik niet...
Droomelot. Was ’r ’n weg terug ?
Regina. Die was ’rniet.
Droomelot.
Heb jij je vuisten niet gebald, als jij Weer telkens in de modder kwam te staan?
245