Dan dee ’k wat ik van anderen geleerd En dronk. Drank maakt je van de dingen los. Zoolang je dronken ben, klaag, bid je niet!
En bid je God, vloeken de menschen toch... (Staart met het hoofd in de handen voor zich uit Droo-melot zelf ontwakend, staat op, neemt met zacht geweld haar handen weg, kust haar — zij duwt haar op zij).
Laat staan! Laat staan! Je weet niet wat je doet! Ik ben geen lippen — als van jou — gewend!
Droomelot.
Daar móét je dan aan wennen, moederlief Wij blijven saam (kust haar weer).
Regina. (lang-aanhoudend snikkend) Je weet niet wat je zegt!
Droomelot. (haar de haren streelend)
Wat heb jij, moedertje, ’n leed gekend,
Wat is jouw straf verschrikkelijk geweest,
Wat ben ik blij dat ik je troosten kan En blij dat ik jouw steun geworden ben En blij dat vadertje dat nooit gehoord...
Regina. Hij ’t nooit gehoord ! Hij ’t niet gehoord, ach, ach!
Droomelot. Hij zei van af ’t eerste uur, dat ik ’m Vroeg waarom de andre kindren wél En ik géén moeder had: je héb ’reen...
244