De schoone slaapster

Titel
De schoone slaapster

Jaar
1909

Druk
1911

Pagina's
134



Als ik door éigen wil gevallen was,

En door zoo’n offer hèm geofferd had., •

’kWas voor ’nuur nog tot den dood bereid,

Uit vrees dat hij me ginds ontmoeten zou En me verwijten, dat ik hem verlost!

Nu is hij even ongerept als ik

Nu trek ik sterk en ongebogen uit

En zet als ’tmag en kan zijn arbeid voort...

En jou laat ’k niet meer los!

Regina. Ik tel niet mee !

Droomelot. Jij blijft bij mij... en ik, ik blijf bij jou!

Regina. Dan kan niet, kind!

Droomelot ’t Kan!

Regina. Ik ben melaatsch.

Droomelot. Melaatsch!

Regina. Ik ben gedoemd...

Droomelot. Door wie gedoemd?

Regina. Vraag ’t aan elke vrouw en ied’ren man — maar niet aan mij!

Droomelot. Ik vraag ’taan jou zélf — zooals mijn eigen kind eens vragen zal...

Regina. (worstelend) Ik ben... Ik ben...

242

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.