Dat in ’n lichaam angst en vreugde wekt,
En naast je eigen, wilden harte-slag De zachte echo van ’n tweeden stelt...!
’k Hou nu veel meer van jou! (kust haar).
Regina. (heftig opstaand) Nee doe dat niet!
Droomelot. Dat niet? ’kOmhels jou — en...
Regina. En ’kwil ’tniet.
Droomelot. Weer niet ? Weer niet ? Dat zei je toen...
Regina. Toen ook!
Droomelot. Waarom ?
Regina. Omdat...
Droomelot. Omdat... ?
Regina. Omdat ’k niet wil! (moeilijk).
Omdat wat ’k laat — verkoop aan iedereen,
Niet voor jouw mond en lippen wezen mag!
Droomelot. Begrijp ik niet...
Regina. Hoop dat je ’tnooit zal doen...
Droomelot. Je ben van vader weggegaan — waarom?
Regina. (stug) Dat weet ik niet...
240