En met geweld me ’t vrees’lijke gedaan (smijt alle
[bloemen neer). Maar dat, dat uit mezelf, dat kan ik niet!
Regent. Dat kun je niet!
Droomelot. Dat kan ik niet...
Regent. Ook niet — als — als... als ik je smeek en bid? (zij schudt het hoofd)... Ook niet als iedre wensch van jou...
Droomelot. ’k Heb ’r maar een — hier dood te gaan!
Regent : (haar in de armen nemend).
Kom nu, m’n kleine, kleine Droomelot:
Je weet hoe ik je slaaf geworden ben,
Hoe ik, die honderd vrouwen heb gehad,
Gehad en weer verschopt, hoe ’k van jóu hou, En hoe je me gelukkig maken kan Door éven vroolijk kijken en ’n lach!
Is ’r een deur, die hier gesloten blijft ?
Ben je niet vrij, ook zonder dat je vraagt?
Droomelot : (zich losrukkend). Ik wil niet vrij!
Regent. Je wil niet vrij ? Waarom ?
Droomelot.
Als ’k buiten kom, dan ken ik maar één stap Waar ’t water diep is, en geen mensch me ziet,
231