Sero. Ben ik geen dagdief, vrind ?
Soldenier. Ja, Ja!... Heb je gemoord?
Sero. Nee, nee. Integendeel! Ik bèn vermoord — vermoorder onschuld vind je niet!
Soldenier. Niet gestolen, niet gemoord ?... Dan toch gevochten of ergens brand gesticht ?
Sero. Nee, ’t was wel stichtelijk, maar toch geen brand.
Soldenier. Dan ben je gek en lastig voor"’t verkeer!
Sero. Juist! Lastig voor ’t verkeer, ha-ha-ha! ’k Stond op de markt en praatte met de menschen... De een die haalt den ander aan... ’t Werd wat vol, te vol misschien... Ze drongen op... En toen, toen werd ik ingepikt... En die geluisterd hadden kregen klop, ha-ha-ha!
Soldenier. Wat heb je dan gepraat?
Sero. De waarheid vriend.
Soldenier. De waarheid?... Wat voor waarheid?
Sero. Ja, wat voor waarheid ? Niét die van gister en eergister!... (onwezenlijk de hand heffend)... Die van vandaag...
132