Droomelot. Wanneer?
2de Wachter. Terwijl je werd gelucht! Hahaha, de heele wacht is uitgeloopen, en heeft zich voor jouw deur ’n uitgezakte breuk gelachen! Jij ben ’n bliksems-gladde, kleine helleveeg. Je moeder kan ’n puntje an jou zuigen! En as je éven handig blijft, en ’m zoo zacht an ’t lijntje houdt, ’m snoepen laat met mondjesmaat, en of je ’r tién zoo aan je vingers heb, ’m onverschillig op z’n koppie krauwt — dan lijm je ’m vast nog jaren lang en wat jij wil, krijg jij gedaan! Tik voor je aan, met veel respect! En as je je bij hém verveelt, in plaats van eiken dag kandij, ’ns watertandt naar mager spek: dan heb je maar ’n kik te geven! Met veel respect! Hahaha! {treedt noch lachend bij Sero binnen; nijdig) Raap op dat brood! Al smijt je ’r mee: je krijgt geen ander! (Sero bukt zich, legt het op het bed. Wachter rukt stoel weg, zet dien buiten, keert terug, sluit het raam. Droomelot heeft de bloemen opgenomen, laat die vallen, zet zich op haar stoel.)
Sero. Móét ’t al dicht? Mag ’tniet langer open?
2de Wachter. Je kan je zelf wel antwoord geven!
Sero. ’t Is toch ’n kleinen dienst dien ik je vraag!
2de Wachter. Als ik je luchten wóu, heb je ’t verdomd ! Je was te slap, niewaar?, te ziek, niewaar?, om naar de plaats te loopen! Hier geef ik jou geen lucht, nog niet voor tien doktoren! ’k Vertrouw je
227