Arts. Kom nu — dat’s niet zoo goed voor je, je op te winden!
Sero. (hem met armgebaar afwerend) Doe dan dat raam weer dicht!
Arts. Dat raam weer dicht? ’t Is voor je bestwil nummer zooveel!
Sero. Doe dicht dat raam — ik heb ’t koud!
Arts. Je heb ’t koud? Stop jij daarvoor je vingers in je ooren ? ’t Is buiten heerlijk warm!... Kom, kom, wees man! Wil je je vrouw nog zien? (Sero schudt woest het hoofd) Je dochter dan? (Sero staart naar ijzeren val, schudt het hoofd) Nee? Heb’k goed begrepen?
Sero. (naar den val starend) ... Ik wil ’r zien, als ze geen tafel heeft...
Arts. Geen tafel... Wat zegt je nu... ?
Sero. (moeilijk opstaand)... Ik had ’r geen — en aan de schuif is nog geen hand geweest — geen wachtershand — en niet de hare... ’k Heb meer dan zestig dagen, uur aan uur, en nacht aan nacht... Ben jij hiernaast geweest? Hééft ze ’n tafel en ’n stoel ? Dat kan ’k dien man niet vragen, die me trapt en slaat op hoog bevel, en me op hoog bevel m’n krachten heeft genomen, omdat ’n galg zoo-zeer de aandacht trekt van raven en van menschen...!
223