28
die-ie ’r te lezen gaf, imponeerden zonderling maar waarachtig de eenige dochter van Mijkel Mandei. Van den gestorven worstelaar Dirk van den Berg vertellen ze dat-ie, om zich geestelijk op peil te houden, na iedere worstelmatch in musea rondliep, om de beste schilderijen te bewonderen. Rebecca, van ’s morgens tot ’s nachts twee, drie uur, in ’n geestdoodende omgeving van rollades, tongenworst, pekelborsten, kalfsribben en puntjes — Rebecca, veroordeeld om ’r aanbidders in rissen en trossen te zien en te hooren kauwen, kreeg ’t te kwaad met ’r sentimenten voor den kleinen, gesoig-neerden, bebrilden dichter. En omdat ’n vrouw, hoe ingetogen en maagdelijk-beschroomd ook, ’r teerste gevoelens niet geheel en al k&n verbergen — toonde ze de nieuwe lente in ’r adorabele ziel door hèm de slordigst belegde broodjes toe te stoppen. Niet meer gecontroleerd, omdat ’r moeder in dien winter ’t tijdige met ’t eeuwige verwisselde en ’r vader z’n handen overvol had met de toebereidselen en ’t voorsnijden, stopte ze tusschen de twee kadethelften van Henkje meer kalfs- of runder-vleesch dan ze ons op zegge drie broodjes gegeven zou hebben. En ze snee de ouwbakken randjes van z ij n lever af. En ze jaapte met huismoederlijke gezindheid de korsten van z ij n Leidsche kaas, vóór ze ’t halve onsje woog. En ze greep uit de ijskast ’n versche roastbeef, als h ij ’n lafzoetlippige bestelling deed, terwijl wij ’n paars-blauw restant geserveerd kregen. En ze liet hem zeven centen voor rauw gehakt betalen — en vroeg ons acht... Kortom, ze had ’t geweldig te pakken. Ze zwom met ’r goddelijke oogen zijn kant uit, als-ie snoeke-hapjes nam. Ze tolereerde dat-ie overdag halve uren over de toonbank hing, zonder te consumee-ren. Ze kreeg dierbare kleurtjes, als-ie onverwacht z’n entree maakte. Ze vertroetelde ’m in een woord en hing aan z’n vette lippen onder de glinsterende lorgnetglazen .,.
„Hij boft...” zeien we.