72 TWEEDE BEDRIJF, 23e TOONEEL
Stans (toonloos):
Met— (wijst naar de zij van de piano).
Cor (achteruit stappend):
Met?— Met?— Met diè kerelI Bah? Bahï..., Wat is dat
walgelijk.... (zit verslagen neer).
Stans (na een lange stilte):
'k Dank God dat je 't weet. Je mag met me doen wat je wil, nou je 't wéét. Je mag me de deur uitzetten, nou je 't wéét. O,
*k dank God dat je’t wéét 'k Had’t je willen schrijven —'k
heb geen moed gehad.'k Heb't je gister in 't station willen
zeggen, toen je me aankeek 'k dorst niet 't Is één keer
geweest, één keer, na 'n concert toen....
Cor:
Hou je mond, 'k wil niks weten.
Stans:
Laat me uitspreken, toe, toe, toe?
Cor:
....Uitspreken? Uitspreken?...Daarvoor is Vn béétje te laat.. Bah?— Bah? Met dat gluiperig ellendelingetje? Waarmee ze dweepte Met z’n spel.... Enkel met z'nspel....
zooals ze me voorloog. .... En vannacht heb ik weer in 'r armen
gelegen.. ..Vannacht heeft ze gehuild van geluk (heesch)..
geluk.... geluk, dat ik, ik terug was.... bah?.... Bah (een
lange stilte. Hij staat moeilijk op, sluit het bureau, na er eenige papieren uit te hebben genomen, grijpt de handtasch van de bagage).
Stans:
.... Doe dat niet, Cor.... (hij gaat naar de deur. Zij blijft zitten,
praat onbewogen~toonloos).....Doe 't niet.... Als je gaat — zóó
gaat — drijf je me tot't aller-ergste____
Cor (heftig):
Je heb je meid, je vriendin je vriendin met wie je konkelde, die je compagnon was doortrapte____
Stans:
....Hou je niet in — zeg alles, alles? Je kan me nooit zoo vernederen, zoo verachten als ik 't me zelf doe.... Ik heb zoo geleden, zoo geleden.... Dien avond na dat concert, was 'k zoo ziek van melancholie, zoo ziek van eenzaamheid, zoo onder den indruk van de muziek.... Ik heb zoo geleden?.... In die ellen