TWEEDE BEDRIJF, ZEVENDE TOONEEL
Gor (op een stoel):
Kom eens hier, Stans. Dichter bij. Nog dichter, (haar op zijn knie trekkend) —Ja, 'k wil ze nog wel 's zien, jouw handen, jouw lieve handen, die ik in zoon tijd niet in de mijne gehad heb. (schrikkend) ....Stans, 'k herken ze niet. Zijn dat jóuw vingers? Jouw vingers, waarop 'k zoo trotsch was?
Stans:
Hahahal 'k Heb me in de laatste tijden gebeterd. Wat Tante Bettina zoo graag woul In 't hulshouen, raak je je handen kwijt. Dat moest je prettig vinden.
Cor:
Dat vind 'k maar zoo-zoo prettig, (haar onderzoekend aanziend). Voel je je niet goed?
Stans:
Best. Heerlijk, 'k Heb alleen honger, 'k Wou voor 't ontbijt gaan dekken.
Cor:
Bij 't lamplicht, gisteravond, heb 'k 't niet opgelet — Je ziet 'r betrokken uit, erg betrokken hoe komt dat?
Stans (opstaand):
Dat komt, hahahal, omdat je 'n vrouw ’s morgens niet zoo van dichtebij moet bekijken en omdat 'k honger heb, geeuwhonger, hahahal Ik ga dekken. (Zij sluit de vensters, neemt het tafelkleed) Toe, zeg draai je oml
Cor:
Mag 't niet?
Stans:
Nee. Daar kan niet één vrouw tegen tegen twee oog en, die
elk van je bewegingen volgen (dekt).
Cor (glimlachend):
Dan zal 'k je niet langer biologeeren, lieve, lieve meid— Waar loop je op?
Stans:
Dat zie je toch.
Cor:
Heb je nou al bottines aan?
Stans:
Vind je dat zoo bijzonder ? 'k Kon me toffels niet vinden,
De Meid 4