48 TWEEDE BEDRIJF, ZEVENDE TOONEEL
Stans:
Ik keek of-ie trok.... (met den bak met aseh naar de meid) Wil je dat tegelijk meenemen, Mie?
Annemie:
Ja,'k ken niet alles in ééne an, mevrouw. Me hande loope over. 't Is jammer da'k geen vijftig vingers an elke hand heb! 'k Kom direk werom. (zich bij de deur omkeerend) ....Mag 'k niet eerst effe afete, meneer, vóór'k na de kruier loop?
Cor:
Nou, je doet me 'n gróót genoegen met nog éven te vasten. We hebben geen van allen ontbeten, en je bedje is nog warm. Wil je?
Annemie:
Met ’n vrindelijk woord krijg u alles van me gedaan, dat weet u wel. En as ondergeschikte, hèi je niet te wille. (af).
ZEVENDE TOONEEL COR, STANS.
Cor*
Geef je 'r eiken morgen ei èn vleesch bij d'r ontbijt? Da's vorstelijk.
Stans (bij de slaapkamerdeur):
't Is niet voor nou.
Cor:
Stans!
Stans:
Ja, vent?
Cor:
Laat me je handen 'ns zien.
Stans (lacherig~verlegen):
Waarom?
Cor (haar handen in de zijne nemend):
— Heb jij de kachel ?
Stans:
Wel nee. Dat héb je toch al gehoord, 'k Heb enkel de bak.... (haar handen lostrekkend) ....Eén oogenblikje! 'k Ben in 'n seconde terug. Even wasschen.... (gaat in de slaapkamer, keert terug) — Zóó. Nou mag je ze zien.