i8 EERSTE BEDRIJF, VIJFDE TOONEEL
Annemie:
Wist jij daar niet van? Nou 't is goed, 't is heel goed. We zalle maar zegge da-’k lieg. 'k Zal 't in me oore knoope. 't Is best, hoor? (nijdig af).
VIJFDE TOONEEL
BETONA, STANS.
Stans:
*k Voel wat u zeggen wil, tante 'k Heb 'r zelf de meeste
schuld an 'k Heb 't te lang laten inwortelen Ze is bij ons,
zoolang we getrouwd zijn.... Ze heeft vroeger al bij moeder gediend..... We hebben mekaar als meisjes gekend.... Dat maakt 'r gemeenzaam.... Dat geeft 'r 'n toon, die afschuwelijk,
die akelig, die verschrikkelijk is 'k Zal 'r Half zes 1.... Ga
u mee na de trein?
Bettina (goedig):
Nee, de sta-in-den-weg, 't mensch nog lastiger dan ’n schoonmoeder, zooals Cor zoo dikwijls gezegd heeft en zooals jij misschien nog meer heb gédacht, zal in de eerste uren op ’n afstand blijven.
Stans:
U doet me heusch 'n plezier....
Bettina (verwonderd):
't Lijkt of je 'r iets tegen heb, Cor alleen te ontmoeten.
Stans (lachend):
HahaJ Wat zou ik daar tegen hebben? Hoe komt u op den inval? (haar pantoffels uitschoppend) ....Waar zijn me bottines?
(in de kamer zoekend) Waar heeft Mie die gezet?.... (kijkt
in de slaapkamerdeur) ... .'k Zie ze niet....
Bettina:
't Doet me genoegen, dat je de toffels die ik voor je maakte nog draagt. Laat 'k je niet langer ophouden. Dag Stans. Zijn we verzoend?
Stans (haar afgetrokken omhelzend):
Ja, tante.
Bettina:
En willen we nu probeeren vriendinnen te blijven?
Stans (afgetrokken):
Ja tante.