EERSTE BEDRIJF, DERDE TOONEEL 15
wen kan. Daar heeft u toch ook ondervinding van — ze kent 't huishouden, weet hoe ’k 't wil hebben____
Bettina:
Ként ze’t huishouden? Dan ken ik’t niet meer! Enfin, misschien heb je liever dat 'k (een stilte) —Ben je ziek geweest, Stans?
Stans (aarzelend):
Nee.
Bettina:
En ze vertelde dat je de laatste week, na Cor z’n brief— Stans:
.... Dat heeft ze gefantaseerd.
Bettina:
Je zal wel denken: waar bemoeit ze zich mee waar bemoeit ze zich mee, terwijl ze nog geen tién minuten over de vloer is, maar 'k kan 't niet voor me houen — 'k mag dan vroeger nog zooveel tegen je gehad hebben: dat heb ’k altijd van je getuigd,
dat je 'n propere vrouw was — en nou en nou ze heeft
hier vandaag niet geveegd, geen stof afgenomen.,..
Stans:
Dat geloof'k toch wel____
Bettina:
....’t Tapijt ziet rood van de hondeharen.... Van wie is die hond?
Stans (aarzelend):
Van mij.
Bettina:
Van jou?
Stans (aarzelend):
Ja.
Bettina (ongeloovig):
O, (een stilte).. «— Eten jullie niet thuis?
Stans:
Nee. 'k Zou Cor om zes uur afhalen — dan zouen we om z’n thuiskomst te vieren samen in’n restaurant eten. Gaat u mee?
Bettina:
Voor 't eerst na vier maanden zijn jullie natuurlijk liefst alleen.