98
Sytske. Ja — dat hoef jij me te zegge, jij ... . (hij dreigt), ’k Bin bang voor je, hoor! Voor geen dozijn as jij! (naar de deur).
Eelke (dof). Neem — neem de cente mee ...
Sytske. Dank-ie! Dank-ie voor je cènte! (Af).
TIENDE TOONEEL Eelke, Watze.
Watze (in zich zelf gekeerd — vei'baasd). Bin jij — bin jij ....
Eelke (gedempt). Ja.
Watze. En je hei daar geen woord van gekikt ....
Eelke. (knoopt de uniformjas los, zonder z'n vader aan te kijken, legt norsch een pakje bankpapier op tafel). Da’s voor jullie ....
Watze (ongeloovig, op een afstand). Is dat —is dat?... (Eelke knikt. Hij stapt verdwaasd op H geld toe, telt koortsachtig).... Tien en tien is twintig en véértig — véértig is zestig (hijgend) is zèstig — is zestig! (beeft, lachert verward) en vijf en twintig is — is vijf en tachentig — (houdt bevend op) .... Is dat voor ons, voor ons? (Eelke knikt dof). En — en vijf en twintig is honderd