8
versche zalm kwam aan de beurt als de kip lekkerbruin was gebraden... Terwijl zong ze. Ze zong bij alles. In geen dagen had ze zich zoo in-gelukkig gevoeld. Hugo was 'n engel, al had ze wat moeite om 'm de kleine hebbelijkheden van kamergeleerde, die ’r niet aan gewend was zich te soigneeren, zooals zij 't graag had, af te wennen... Soms kon ze boos en stil worden, als-ie dronk en at tegelijk, en niet wou begrijpen dat zij dat „metselen” niet erg beschaafd vond — soms dronk-ie van z’n glas zonder zich eerst de lippen te drogen. Soms zat-ie in gedachten met z’n vork omhoog en sprak ze ’n tikje ongeduldig: „Hugo-lief, leg je vork toch neer/..” Soms had-ie heusche rouw-nagels en morsige manchet-randen en wou ze niet door hem gekust worden. Ze kon ’t niet helpen: ze was eenmaal zoo. Maar ’t plezerige was, dat hij alles geduldig deed zooals zij ’t graag zag en bij *r opmerkingen met goeie, lieve oogen knikte, zóó dat ze zelf om z’n slordigheidjes moest lachten — en ’t eindigde altijd met *n vroolijk mekaar afkussen, ook als-ie in z’n ouwe fouten verviel... Vandaag zong ze, omdat ze voelde hoe echt ze van 'm hield, en omdat ze wist dat ze zich voor 't snoezig eerste diner inspande, om hèm ’n prettigen middag en avond met zijn moeder en vrienden te bezorgen... Over de eettafel, met de uitgeschoven bladen, lei nu ’t damast tafelkleed met de glanzende blokj es en de initialen E. H. v. W... Elisabeth — Hugo van Walsum... en de zilveren messen-leggers kwiekten naast de borden met de gouden randen... En op de hors-d’oeuvre-schaal molligden de délicatessen: de sardientjes met Tomatensaus, de schijfjes makreel, de stukjes zalm, de ansjovis en de met groote moeite verkregen driehoekjes kaviaar... Ze zong bij elk gebaar, bij iedere nieuwe leuke aanvulling van de gezelligheids-dingen — en ze zou tot de komst van de kelner-uit-de-Lunchroom zijn blijven zingen, heele-maal in ’t genot van 'r eigen, weldadig, knus nestje, als de huisschel ’r niet was gaan irriteeren. Die werd 'n kwelling... Zoo had ze de blokjes-suiker en de wafeltjes van den kruidenier aangenomen, die natuurlijk vergeten had de twee soorten kaas tegelijk te bezorgen — of de „Chocolaterie française” was 'r met de boerenjongens en peertjes en vruchten-bonbons — en nog was ze de eindeloos-hooge trap niet op of de jongen van de fruitzaak schelde als ’n bezetene met de appels en amandelen ... Telkens was ’t trap op en trap af — voor den bloemist