IO
slange-halzen — en ’t rijke tafelzilver glom met deftige mat-glansjes — en de geslepen karaffen fleurden met 't dieprood van den Medoc en ’t zacht-geel van den Graves — en de Moët stond in den nickelen koelemmer met 'n servet ’r om — en de slinger van kleine bloemen gierlandde paars en purper en roomgeel tusschen de schaaltjes met de fondants en ’t fruit — en ’t toas-trekje guitte naast ’t zilveren pickles-stel en de lilla Rhijnwijn-glazen leken slanke bloemkelken naast de kristallen roode-wijn-glazen en de champagnetumblers... ’t Mocht waarlijk gezien worden!... Ze had met 'n distinctie gedekt, die Hugo’s moeder ’r mocht verbeteren... Met zoo'n beschaafdgearrangeerde tafel gaf je ’n glimlachend antwoord op insinuaties, waarover je nu na de verzoening wel niet meer mocht spreken, maar die je toch nog voelde, nu schoonmama voor ’t eerst je gast zou zijn____
Opnieuw zingend, maar wel geëchauffeerd, was ze bedrijvig in 't keukentje bezig. De snoepige bouillon- kopjes stonden op ft porselein presenteerblaadje, onder iederen kop ’n kanten kleedje
— de vingerkommen waren gevuld met water-met-'n-tikje-odeur
— de heerlijkbruine poularde lag gereed om door den kelner te worden voorgesneden — de ossentong smoorde onder de laurierblaren — en *t water voor de mooten versche zalm borrelde dampend... Zoodra de eerste gasten er waren, werd ’t tijd om de visch op te zetten en de aardappelen te koken... Nee, ze had niets vergeten... De kelner had de reserve-borden, de reserve-lepels en vorken voor 't grijpen — en de schaar om de kip te coupeeren lag voor de hand en de compöte-schaaltj es stonden bereid en de pommes frites waren kokend: als de man zoo handig serveerde als-ie ’t in de middagsche drukte van de Lunchroom deed, kon 'r niets haperen, werd 't 'n exquis, klein diner met enkel eerste-klas-gerechten ...
Vol kittigen levenslust was ze even 'n trap hooger gewipt, om na de drukte benee ’r toilet te verzorgen. Omdat schoonmama niet van opschik hield, hing ze enkel ’r klein collier om ’t halsje, dat Hugo bij de gedekoletteerde blouse zoo graag zag, en nog bezig ’t dicht te knippen, gaf ze haast 'n gil, want zonder dat ze 'm had hooren binnen komen, stond-ie voor haar.
„Man, wat laat je me vreeslijk schrikken!” verweet ze: „waarom kom je zoo onver wacht-vroeg thuis!”
„Vroeg,” glimlachte hij: „ik dorst niet boven komen, omdat ik juist zoo ontzettend opgehouden werd... Is er nog niemand?”