Als-ie zoveel in beweging geweest was, had-ie last van ’n kwaal, waarvoor slechts ’n betrekkelijke remedie bestond, ’n kwaal waarmee je bij wijze van spreken hondera jaar in dienst kon blijven, maar die op zeker moment ’n marteling werd: ’t gewicht van z’n potig lichaam was te zwaar voor z’n bij kants vrouwelijk-kleine voeten.
Hij kreunde zo hoorbaar, dat ’n chauffeur, die net om de hoek kwam, als ’n barmhartige Samaritaan informeerde of-ie niet goed in orde was.
„Man”, zei Duporc: ik wens m’n ergste vijanden dat miserabel gevoel niet toe. ’k Geloof dat de komplete collectie vliezen tussen m’n tenen gescheurd is ”
„’k Heb m’n wagen ’n eind verderop staan, en al mag ’t niet — me dag is toch zo ondersteboven, dat ’n beetje
meer of minder niet hindert Vooruit maar, dan breng
ik je thuis, maar centen neem ’k niet an....”
„Je valt als ’n engel uit de hemel”, lachte Duporc: „’t zal je hiernamaals beloond worden!”
„Hou op met je hiernamaals!”, gromde de man: „daar is m’n patroon pas heengedonderd. ... Duizend tegen een krijgt ’t hele personeel gedaan....”
„Kom naast me zitten”, zeide de chaufeur: „Binnen-in durf ik je niet meenemen. Je kon nooit weten wie je ontmoet, al zal meneer zelf ’t zeker niet zijn.... Die mot nog opgedregd worden.... ”
„Bij wie is u in betrekking?”, vroeg Duporc, terwijl de luxe-auto zonder schok in beweging raakte.
„Ik was in betrekking”, verbeterde de chauffeur: „bij
’n man, waar alle kranten vol van staan Ik ben tegen
de eerste opgezegd De zwijnen!”
„Was u bij Rondeel?”, zei Duporc en op ’t zelfde moment was-ie weer zichzelf.
„Precies.... Gisteravond heb ’k ’m met de twee schob-bers na ’t Station gerejen.... ’k Had ’t motten kennen
vermoeden ’k Heb nooit beter baas gehad!”
„Vriend”, zei Duporc: „de wonderen zijn de wereld niet
uit Ik zocht je, en as je me ’n handje helpen kan, zal
ik je meer dan erkentelijk zijn. Ik ben de man van de Centrale Recherche, die ’t zaakje in onderzoek heeft.... ’k Ben vannacht en de hele dag met die vervloekte geschiedenis, met dat ongehoord schandaal bezig geweest.. Als jij op die schoften gebeten ben, kan je me helpen ze te grazen te nemen, door je mond open te doen, en niks
voor me verborgen te houen ”
„Heb je niks verdachts gemerkt, toen je naar ’t Station reed?”
„Wis en waarachtig”, kwam de chauffeur los: „ik dacht al vanaf ’t begin dat ’k most voorkomen: d’r is iets niet in orde. Zo lang voor ’t kantoor aan de Keizersgracht ge*
92