de bijna verdoezelde letters van ’r eigen hand, en keek Duporc verwonderd aan.
„Dat is ’t”, zei ze: „hoe komt ü daar aan?”
„Toen-ie ’t gelezen had”, loog de Inspecteur — ’t kostte ’m moeite onverschillig te blijven praten, zo’n reuze-ple-zier als ze ’m met ’t herkennen van ’n gewichtig alibi deed: „maakte-ie ’r onbewust ’n propje van, en liet ’n in de korridor van de D-trein vallen.... Dat is alles.... ’t Is van mijn kant dus géén vergissing geweest?”
„Nee”, herhaalde ze: „ik stopte ’m dat toe.... Hij zou zich voor mijn vader hebben dood-gevochten....”
„En vermoordde en beroofde ’m”, merkte Duporc honend op.
„Jan heeft ’t niet gedaan, kan ’t niet gedaan hebben!”, vlamde ze onvoorzichtig op: „daar leg ik m’n hand voor op ’t blok.... Dan is ’r ’n derde in ’t spel!”
„Die meneer Josephus Bok”, zei Duporc droogjes.
„Ach kom, die zielige goeierd, die geen vlieg kwaad doet!” verdedigde ze de andere verdachte: „ik zeg u een ding, dat als uw telegram de waarheid zegt, dat dan de arme Jan ook vermoord is....”
„Daar zullen we vanavaond niet verder over praten’ meende Duporc, en ’r was alweer iets vergenoegds in z’n doen: „’t leven is, als regel, geen stuk van Shakespeare, met ’n aantal doden op ’t toneel.... Ik kom voor mezelf tot de conclusie, dat m’n eerste vragen of de heer Jan Kikker u vroeger ’t hof heeft gemaakt en of u van hém hield, geen vragen uit ’t ongerijmde warten. Maar daar verdiep ik me niet verder in. Dat is ’n zaak, die u met uzelf moet uitvechten, juffrouw Rondeel.... Was uw vader werkelijk zo duizelig?”
„Dat heb ’k al gezegd!”
„Moest hij ’r wat tegen doen?”
„Kalm leven, en zich onthouden van — van sterke drank. Dat heeft-ie gedaan.”
„Zeker?”
„Stellig. Hij dronk geen druppel!”
„Merkwaardig!”
„Warom zegt u dat?”
„Omdat hij dan gisteravond van die goede gewoonten af is geweken....”
„Dat kan ’k niet aannemen....”
„In de restauratiewagen heeft hij — ik vertel die bij' zonderheden, om ’n inlichting te krijgen — in de restauratiewagen was het wijn en champagne, en in de slaap*.
wagen werd ’n halve fles cognac meegenomen ”
„Dan is-ie ziek geweest....”
„Bestond de mogelijkheid, dat ’r ’n fles whiskey' ingepakt werd?”