de Inspecteur, die zich in de taxi van de witte pruik, de bril en de bouffante had ontdaan: „in dat geval, spreekt ’t vanzelf dat ’k mijn bezoek tot nader uitstel....”
„Nee, de juffrouw is bij de hand, maar heeft zich in de werkkamer van wijlen meneer opgesloten.... Voor wie en wat ’r komt, is de juffrouw ’r beslist niet.... Zelfs de onderdirecteur, meneer Cochefort, die vanmorgen op de Beurs in mekaar is gezakt, werd kort voor zes terug gezonden.... De beste huisvrienden vangen, zoals je dat noemt, bot.... Asjeblief ’n hele bak met over de drie honderd kaartjes, die de juffrouw niet eens heeft willen of kunnen inkijken.. En ze heeft nog geen hap gegeten.” „En de verloofde, die meneer Jones Junior....?”, vroeg
Duporc met gepaste en gemeende deelneming : „is die
net zo min....?”
„Die had ’k met plezier in z’n kraag genomen en de trappen afgesmeten”, zei de huisknecht wraaklustig: „om half elf holt-ie met z’n hoed op z’n hoofd na boven, en vertelt ons en haar ’t zwijne-nieuws. ... Ik hoor driftige stemmen — zij huilt — hij stelt zich an as ’n idioot — schreeuwt ’r in ’t Engels op los — net de enige taal, die ik niet versta — ik wenk de chauffeur, die aan tafel bedient, as de familie thuis eet — en die in al de talen van de wereld de mensen krom vloeken kan — we wilen net luisteren — niet om te luisteren, maar om tussenbij jen te kommen, as ’t nodig mocht zijn — we hebben allemaal ’t zuur an de opschepper — toen de juffrouw schelde. Ik na binnen. „Laat meneer uit”, zee ze, en ze had moeite te praten, zo als ze door ’r zenuwen op werd gevreten: „en wat ’r verder gebeurt, ik ben ’r voor meneer niet meer!”.. ,Zeg je dat, Clotilde!”, zee hij: „in ’t bijzijn van bedienden?”. ... Hij wier zo wit as ’t marmer van de gang. Ze gaf ’m geen asem meer, zee enkel voor de tweede maal: „heb je me verstaan, Johan?.... Meneer Henry Jones heeft me, na ’t bericht van de dood van m’n vader zulke schandelijke dingen gezegd, dat-ie hier niet meer ontvangen wordt!”.... Hij wou nog zoete broodjes bakken, maar ze sloeg de deur achter zich dicht, en toen zee ik: „asjeblief meneer”, en as-ie niet woest heen was gelopen, had
’k ’m ’n zetje gegeven____
„Misselijk!”, zei de heer Nathan Marius Duporc: „mis-selijk, ergerlijk!.... Maar doe me in ieder geval ’t genoegen m’n kaartje boven af te geven.... Ik zal ’r ’n paar
woorden op schrijven ”
„’k Heb kans dat ’k zó m’n ontslag krijg”, zei de huisknecht angstig, maar toch door ’t gekrabbel op ’t kaartje: „Breng u nadere berichten over1 uw ongelukkige vader”, geïmponeerd.
Rustig bekeek de Inspecteur der Centrale Recherche
81