De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



VIII.

EEN HOTEL, WAARIN WEINIG GESLAPEN, VEEL GEPLAST EN GESCHARRELD WORDT, EN WAAR GASTEN, ZONDER TE ONTBIJTEN, HUN REKENING BETALEN.

„Dat is ’t toppunt!”, stoof Josephus Bok in ’n paroxys-me van woede op, en in plaats zakelijk te argumenteren, bebeukte-ie de tafel van de dienstdoende inspecteur van politie, die per telefoon na.ar ’t Bureau geroepen was: „ik ben niet van plan me op die manier te laten behandelen! U schijnt te vergeten, dat u met ’n fatsoenlijk en bekend man te doen heeft — ik heb u mijn kaartje gegeven en u mijn buitenlandse pas getoond! Men mag ’t niet in z’n hersens halen de directeur van ’n grote Assu-ratiemaatschappij met ’n correcte reputatie, en ridder van ’t Legioen van eer, op de blote vermoedens van de eerste de beste, als ’n ordinaire boef....”

„Doe wat ik zeg”, zei de inspecteur tergend kalm, „en als u nog langer tegenstribbelt, zullen we hardhandiger moeten optreden....”

„Dus ik moet ’t me laten welgevallen, dat ik gefouilleerd word, met andere woorden, dat u de mogelijkheid aanneemt, dat ik die prachtkerel, die rechtschapen, voortreffelijke vriend-van-jaren.... Ik waarschuw u, meneer, dat ik ’t ’r! niet bij laat zitten!....

„Ik heb m’n tijd nodig, collega”, zei Nathan Marius Duporc van de Amsterdamse Recherche: „de telefoon werkt helaas niet meer. ’r Moet iemand met de voorlaatste of laatste trein naar Rotterdam, om Roosendaal en de andere grensstations morgen vroegtijdig te bereiken. Deze heer is medeplichtig — weet meer dan-ie wil los laten, en ik ben niet van plan me door dikke woorden en houdinkjes in de luren te laten leggen. ...”

„Doe je plicht!”, gelastte de Doridtsche inspecteur.

Een moment leek ’t of de joviale Directeur der All-Rïs/c-Maatschappij zich met geweld zou verzetten. De aren op z’n voorhoofd zwollen, z’n vuisten balden. Dan ’t geval, niettegenstaande ’t wanhopig-tragische, van de meer humoristische kant opnemend, hield-ie de handen omhoog, en antwoordde alleen nog maar op de bits-saty-rische toon, waarmee-ie z’n kantoorpersoneel de stuipen op ’t lijf kon jagen, Terwijl woelden de drieste handen van ’n agent en ’n brigadier in z’n zakken, ’t eerst in z’n achterzak, die ’n dreigende browning opleverde.

„Aha!”, zei de inspecteur: „dat is ’n voortreffelijk begin! Heeft u ’n machtiging, om ’n vuurwapen bij u te dragen?” Josephus Bok had de impertinentie ’n operette-melodie

53

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.