De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



„Zou u zo vriendelijk willen zijn, mevrouw”, drong hij toen weer aan: „tenminste als u zich weer zover hersteld heeft even de trein met me door    te wandelen,    of    u    de

aanrander, die u dan wel bestolen    heeft, en dat op    zo’n

lafhartige manier, terwijl u niet bij kennis was, misschien aan de een of andere toevalligheid kan herkennen....?” „Daar denk ik niet aan”, weigerde ze bot: „ik voel me nog ziek, en ben al meer dan me lief is, in opspraak

gebracht Als u dan heus van de Politie is, wil u dan

effen noteren wat me ontstolen is ”

„Hier heeft u potlood en papier”, weerde hij af: „doet u dat zelf, dan ga ik nog eens met; de H.C. poolshoogte

nemen  Is u verzekerd?”

„Wat ken u dat schelen?”, vroeg    ze verveeld.

Dan is ze ’t zeker, dacht de Inspecteur. Andrs zou ze ’t zeggen.

„Als ’k daarnet wat hardhandig geweest ben, H.C.”, verontschuldigde-ie zich tegenover de chef van de trein: „moet je ’t niet te zwaar opnemen. U zag mij niet voor helemaal vol aan, en dat doet me minder, maar we komen dikwijls voor de gekste gevallen te staan, en dan moeten we doortasten.... In ieder geval ziet u, dat ’k ’r niet naast

ben geweest, al is ’t andere raadsel nog niet opgelost____

Uit dit Dames-Toilet is ze daarstraks gekomen, niet?” „Dat is ze sekuur.... ”

„Goed — en nou gaan we dadelijk dei trein nag eens door, om ons te overtuigen of zich op de andere gelegenheden nog iemand verscholen houdt....”

Met ’n zaklantaarn lichtte-ie de waskom, waaraan de bestolen vrouw zich vast had gegrepen, nauwkeurig bij.

’r Stond ’n leeg flesje, dat heel-bijzonder rook, en in ’n hoek op de grond lagen ’n paar vochtige vreemdsoortige, dubbel-gevouwen krantenknipsels.

Op ’t flesje kleefde het etiket van ’n drogist uit de Van Woustraat in Amsterdam — de nattige krantenrepen waren van ’t Predikbeurtenblad.

„’r Is hier ’n sterke, bedwelmende lucht”, snoof de Politieman: „de zaak is ingewikkelder dan ’k dacht....” Dat was ze. ’t Werd ’n overstelping.

Want nog bezig met de sporen in de Dames-gelegen-heid, werden ze door de geel-bleek lijkende conducteur gestoord.

„H.C.!”, sprak-die hees: „meneer Duporc het zich niet vergist, ’r Ontbreken twee heren in de derde Coupé van

de Slaapwagen, ’n Reuze-bloedplas op ’t bed  De jas

met de portefeuille, ’t vest, de hoed, de bagage zijn ’r nog, maar van de twee geen spoor.... Valiezen met enorme waarde verdwenen.... En ook daar was aan de noodrem getrokken.... ”

42

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.