VI.
WELKE GRUWZAAMHEDEN ER IN DE FRANSE TREIN GEBEURD WAREN — EN VOOR WELK LABYRINTH DE INSPECTEUR KWAM TE STAAN.
Het trekken aan de noodrem juist op de spoorbrug gaf in de overvulde trein een geweldige opschudding.
De wagons stonden met zulk ’n ruk stil, dat de buffers tegen mekaar opknarsten, en de koppelingen leken te breken. In de Restauratiewagen vielen glazen te pletter, en van uit de bagagerekken smakten ’n paar valiezen op de hoofden der passagiers. Maar dat alles was bijzaak, telde nauwelijks mee in verhouding tot de stemming van paniek, omdat ’r aan ’n ontsporing, ’n botsing, ’n niet tegen te houden ongeluk, boven de rivier werd gedacht.
Uit alle vensters bogen zich verschrikte hoofden — ’r werden zelfs portieren open gesmeten —■ terwijl de wind huilde en ’n nieuwe, vinniger bui de wagondekken met ’n regen van hagelstenen bestriemde, klonk ’t geluid van angstige stemmen naar de zij van de machinist en de stoker, die van de locomotief af waren geklommen, en met haastig-gegrepen flambouwen de assen bekeken.
Toen, terwijl de conducteur tegen de wilde hagelslag in, zich met lantaarns bijlichtte, en voorzichtig de hobbelige planken tussen de trein en de geklonken ijzeren zuilen van de brug bestapte, klonk ’t gebrul van de ingesloten politie-man, en die ’m bij ’t gieren van de wind konden verstaan, werden ’r 'koud bij, zo snerpend-wreed als ’t echo’s leek te wekken:
„Maak de deur hier open, en laat niemand uit de trein!.... Niemand uit de trein laten!.... ’r Is ’n moord
gebeurd! Houdt iedereen vast! ”
De man-met-de-rode-bandelier was al op de treeplank gesprongen, hees zich omhoog, keek door ’t raampje der Toilet-gelegenheid, en vloekte omdat-ie niks zag.
„Jij bent gek!”, raasde-ie beleefd: „wat schreeuw je as ’n bezetene!.... Hou je moer voor de mal!.... Heb jij aan de noodrem getrokken?.... ”
„Dat heb ’k”, sprak Nathan Marius Duporc, in z’n nervositeit over de woorden struikelend: „ik ben Duporc van de Centrale Recherche!.... Asjeblief: m’n legitimatie en m’n penning, en verlies in Godsnaam geen tijd.... ’r
Is iemand uit de trein gesmeten! Schiet op, en maak
die verdomde deur open.... En opletten, dat ’r geen sterveling vandoor gaat.. Vooruit H.C.!.. Schiet op!....” Eerst had de hoofdconducteur ’m woest aangekeken, zeker dat-ie met ’n krankzinnige te doen had, maar de technische titulatuur H.C. drong zo verrassend-levendig
34