De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



„Heb je de Formyltrichlorid, CHC13, Charley?” „Als je je duidelijker uitdrukt, zal ’k je antwoorden. „Ik druk me meer dan duidelijk uit”, zei ’t kleine, vierkante verschijnsel, en uit z’n luisterende houding begreep de gentleman-boef, dat z’n compagnon, met de zeld-zaamspeurende oren, ’t een of ander geluid, dat ’m fascineerde, thuis trachtte te brengen, ’r Was zonder twijfel iets, want ineens gaf Jaap je, door1 ’t tweemaal slaan op z’n kurkige kin, ’t teken van onraad. Met ’n voorbeeldige snelheid zat Charles Jean Tullipe achter de gesloten deur van de primitive gelegenheid, die in „De Rustenburch” voor zekere kwalijk nader te omschrijven doeleinden was ingericht; en de vijandig fluitende wind beblies door ’t openstaand-miniatuur-raampje, aan de achterzijde der woonschuit, z’n glad gepommadeerd haar. Nog voor ’t schelletje van de toegangsdeur boven de kippentree overging, kroop Jaapje met de lenigheid van ’n poes, over de vloer, terzij van de lamp, om geen schaduw te wekken, had-ie z’n vest en z’n colbert al weggewerkt. De schel tinkelde voor de tweede maal.

„Geef u mijn ’n halve pint”, zei-ie, met ’n sigaret tussen de lippen, de melkkan door de deurspleet reikend.

„Ik hoop”, sprak ’n zeer-bekende stem: „dat ik u niets anders hoef te geven, Jaapje Eekhoorn. Ik kwam me maar enkel overtuigen. Hangt u de barmhartige Samaritaan uit door edellieden van uw soort, die zich liever niet willen laten inschrijven, logies te geven? Ik meende twee schaduwen te zien....”

„Héhéhé!”, lachte Jaapje in de speciale to»on,, die evenals z’n vingerafdrukken bij de politie bekend was: „dan zal mijn schaduw gejongd hebben! Alsjeblief: overtuig u, maar doe ’t niet te lang, want ’t is pestweer, en ’k heb

al lichtelijke neiging tot bronchitis ”

’r Boog ’n hoofd onder ’t bovendek van ’t woonschip — ’n stel speurende ogen keek de ruimte van ’t keukentje, de schemering van de alkoof met de twee verlaten bedden en ’t ris je gouden sigaret-mondstukjes, met opmerkelijk onverschilligheid af, en ’n beestvan-’n-neus, die de vervloekte gewoonte had, zich met alles te bemoeien, snoof de slieren van de op tafel achtergelaten en nog brandende pijp, benevens de zwoele lucht van het flesje chloroform.

„Neem de kleine stoornis niet kwalijk”, zei ’t rossig hoofd vriendelijk knikkend: „u was zeker op ’t punt melk in te slaan vóór in bed te stappen?’’

„Juist. U kijkt iemand door z’n ziel”, knikte Jaapje plaisant: „’t is altijd ’n beetje koel op ’t water, en de

ochtendstond heeft goud in de mond ”

„Dan wens ik u wel te ruste, meneer Eekhoorn”, vrien-delijkte de) stem, en de deur klepte dicht; in ’t Yale-slot.

18

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.