De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



dat men ’n vriend niet naar uiterlijkheden beoordelen mag, dat iedereen op z’n beurt broodwerk moet verrichten, maar met dat al hindert ’t me, als ’k ’n man met jouw aanleg.... Wat heeft de schuit nom-de-Dieu, vanmiddag?. ... ’k Word ’r zeeziek van....”

Inderdaad deinde „De Rustenburch” of ze midden in de branding lag. De bui van mensenhaat en bertouw van Charles Jean Tulippe was niet helemaal onverklaarbaar, ’t Was de woonschuit voor iemand, die betere dagen en maanden gekend had, en weer verwachtte, van ’n verlept-heid, ’n aftandsheid, om hypermelankoliek te worden. De tullen lappen voor. de verweerd-kleine vensters floeperden als drogend linnen in ’t scharnierend geschommel van „De Rustenburch” en in de juilende tochting der kozijn-naden: — de stoffige petroleumlamp bungelde aan de gegoten schakels — ’t water klotste en klukte tegen de delen van ’t plankier — de deur van de keuken-eetkamer drensde heen en weer — en op de tafel, met de restanten van ’t panha-ringmiddagmaal, kirden lege eierdoppen tegen de rand van ’n bord. Toch was dit alles nog niet ’t waarachtig-depri-merende. De lage, verveloze zoldering, die je met de hand kon betasten, benauwde de welopgevoede hotelrat, die tijdens zijn ambtsbezigheden in goed-verwarmde, goed-geventileerde hotelkamers werkzaam was, en die nu aan de ene zijde door de wapperende tullen gordijntjes ’t uitzicht op de granieten glooiing van de stadskade, en aan de andere op ’t rimpel-golvend water van de gracht had. Zoals-ie nu in de doolhof z’n pijp lag te bekluiven, op en neer gewiegd door de dobberende woonschuit, had-ie de obsessie in ’n krot bij ’n overstroming te schuilen. En als je je ogen sloot, om ’t gevoel van armoe in deze behuizing te ontgaan, sloop ’t je in de donkerte van je hoofd geniepig na, omdat ’t gebarsten fornuisje, bij ’t gereedmaken van ’t vette noenmaal, door de natte rukwinden nog harder dan ’t walmend petrolie-stel gestonken had, en de smeuige damp zich aan alles had vastgewroet.

„Ik voel me hier als ’n uitverkorene”, zei Jaap je, die in de vergroeiing van z’n on wezenlijke gelaatstrek j es nu plotseling op ’n modern Japannertje leek; en ’t drie en twintgste gouden mondstuk je van z’n tweede doos sigaretten, ordende-ie naast de andere op de ijzeren bedde-rand: „en ik begrijp niet te best waarom jij de innerlijke tevredenheid mist, om je zo onbehagelijk: aan te stellen. Hier heb ’k, na vele jaren willekeurige opsluiting in de meest geborneerde en sadistisch-gebouwd Cellulaire, voor ’t eerst homo sum kunnen zeggen. Wijlen Diogenes zou ’r, naar menselijke berekening, wTat voor gegeven hebben, als-ie z’n ton d r ij v e n d had kunnen inrichten. Ik leef hier als ’n voorbeeldig burger uit de

16

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.