De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



dassen, knipte zich met ’t borduurschaartje ’t haar uit neusgaten en oren, kwam laat thuis, sprak haast geen woord, en als-ie zonderling-dikwijls werd opgescheld, waren ’r momenten dat-ie met zo’n fluister-lieve stem antwoordde, dat je ’t onraad op je trillende benen aanvoelde.

Zo praatte je niet met de „Centrale”.

De smerige telefoon, dat kreng-van-’n-ding drong ’t huis, waar je jaren baas-over-alles geweest was, en je voor ’n stugge neef opgeofferd had, binnen — je rook ’t judasgedoe van ’n vrouw aan de spiraaltjes en kron-keldrajen, en je kon je nauwelijks in ’t keukentje op de vatenboel wreken, omdat je geen vat had èn geen recht had vat te hebben.

Toen, de derde dag, op haar manier detective, Zondagmorgen vroeg, terwijl hij nog snurkte — ’n snurken, dat alleen zij kon verdragen! — vond ze onder de prop van z’n handschoenen in de buitenzak van z’n demi twee bioscoop-biljetten en ’t wit omslagpapier! je van ’n Haags hopje. Dus toch. As ’t met dat gescharrel begon, eindigde ’t natuurlijk met ’n misselijke, verlepte vrijage om-van-te-rillen, kon ze op ’r vingers natellen dat ze de langste tijd huishoudster bij neef geweest was.

De dampen sloegen ’r uit, maar omdat ze ’n vrouw van zelfbeheersing was, gilde ze r plots-oplaaiende, zij ’t ’n weinig wrange) levenslust in keukentje en gangen uit, of ze zoeven ’n meer dan bijzondere vreugde doorstaan had, geen rem over ’r wil had, om de uitbundigheid dier blijdschap te temperen, en ’r geen snurkende neef m de slaapkamer lag te dromen. Met ’n grom werd Nathan Marius wakker, keek verschrikt naar ’t wekker-klokje of-ie zich verslapen had, nam in de eerste plaats waar, dat-ie nog lang niet over ’t gebruikelijk uur heen was, in de tweede plaats, dat ’t ’n buitengewoon-rustige Zondag met motregen was, en in de derde en overwegen d-belangrij kste plaats, dat nicht Anna minstens zo geweldig uit ’r humeur moest zijn, als die onvergetelijk-beruchte vroegmorgen, toen de eerste post ’r ’n briefkaart van ’r verloofde bracht, dat-ie niet langer op verkering reflecteerde. Ook toen had ze hem met ’n vrolijke Troubadour aria van uit ’t keukentje gewekt.

„Anna heeft theoretisch-zeker de smoor in”, peinsde de Inspecteur der Centrale Recherche, die zich de sombere wolken op ’t gelaat der nicht sinds de latere dagen herinnerde: „en omdat ’r ditmaal geen ondelikate briefkaart gekomen kan zijn, zal ik de hand in eigen boezem dienen ie steken, en dit onder ’t dek doen, om Verdi minder volwassen te horen.”

Zo lang Anna op die wijze zong, had ’t geen raison ’r

178

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.