dit ongewone uur ’t een en ander te onderzoeken, in verband met de moord....”
Hier haalde de tegenpartij iets geniepigs uit.
De reus schoot in de richting van de betogende stem.
’t Gaf in de stilte van de nacht ’n zo hevige knal, of de bliksem insloeg.
De koigel doorboorde ’n ruit en ’n luik — ’t maanlicht scheen door ’t keurig-rond gaatje, of ’n fijne schijnwerper z’n straal binnen-wierp.
Het misverstand dreigde meer dan noodlottig te worden, ook omdat de potige nachtwaker ’r niet aan scheen te denken zelf ’n woord te spreken.
In ’t huis, boven hun hoofden, werd ’t rumoerig.
’n Vinnige schel scheen ’t slapend personeel met geweld te willen wekken.
Toen deed Nathan Marous Duporc ’n ding, dat-ie in later jaren met ’n glimlach van genoegen kon oprakelen, en dat ’m ’t leven redde, want al had-i'e in ’t donker honderd keer verzekerd en bezworen dat hij van de Amsterdamse Recherche was, de onhandelbare „collega”, met; wien-ie op deze ongewone wijze kennis maakte, zou ’m zonder enig voorbehoud hebben neergeknald.
Gehurkt achter ;t bureau, smeet de Inspecteur in de weer aanhuiverende stilte, de naast d)e voetenzak gevallen doos met brieven — en hij deed ’t zonder bepaalde bedoeling, tenminste hij herinnerde zich niet ’r bij nagedacht te hebben — naar ’t spookachtig rondseltje, waar de blauwe manestraal een der glazen deuren van de ing,s-bouwde boekenkasten bescheen.
De brieven ritselden neer en ’t karton van de doos beukte tegen ’t glas op, of iemand ’r met de elleboog tegen stiet.
De loerende, zwijgende reus, die door ’t vallen der papieren en ’t geluid misleid werd, schoot ’n tweede keer — en nu geschiedde ’t verrassende.
Duporc, gebukt onder ’t bureau-ministre belichtte één enkel koortsig ogenblik de rug van de man-met-de-auto-matische-revolver, stopte de electrische zaklantaarn in d',3i voetenzak, duwde die zak met ’n vaart van zich af, en terwijl die lichtbaan door de duisternis bewoog,, of iemand zo rap m:oigelijk op handen en voeten achter de divan kroop, en ’t licht daar weer door de schok van de voetenzak uitging, sloop hij op de deur toe.
De kordate kerel van de Aerdenhoutse bewaking onderging ’t meest volkomen optisch bedrog, dat de boef na z’n ellleboog tegen de boekenkast gestoten te hebben, met de hulp van ’n electrische lantaarn, achter de divan vluchtte, en toen de deur openkierde, keek-ie zelfs niet
162