je ’t telegram driemaal achter mekaar sekuur las.... Ieder ander met zo’n gestolen browning in z’n zak zou zich ’n aap geschrokken hebben, en jij stak rustig je
eindje sigaar op ”
„Omdat ’k ’r dadelijk ’n eed op zou hebben gedaan, dat ’t ’n fopspeen was, hèhè, hèhèhè.... ’t Kon niet, hèhèhè!....”
„Merci, m’n jongen, voor je inlichting”, zei Nathan Marius Duporc, ineens in de korte droge toon van de ambtenaar, die beet heeft.
En op slag was ’r ’n broeiende lastige stilte in de kamer. „Ik zee dat zomaar”, hernam Jaapje Eekhoorn.
„Je wil dus verder niks loslaten, om los gelaten te worden?”
,Ik heb niks los te laten. Ik was in Dordt met ’n Franse dame. Da’s geen misdaad....”
„Je heb Jan Kikker niet in dat hotel ontmoet?”
„Ik ken geen Jan Kikker”.
„Je heb geen whiskey met ’m gedronken?”
„Ik lust geen whiskey, en zeker niet na ’n héle fles wijn....’’
„Je heb geen sigaretten zitten roken in die andere kamer? Welgeteld negen sigaretten? Denk ’ns na, m’n jongen: de zogenaamde oude heer zat z’n tanden uit te halen met ’n puntig-gesnejen lucifer — de korsten van de boterhammen had-ie laten liggen — de Engelse jonge vrouw had ’n pijpje gerookt — óók, tegen de gewoonten van ’r land in, jouw bekoorlijke Charlotte Angélique — ’r was geen kurkentrekker om, de fles whiskey behoorlijk open te trekken — dat moet met ’n schaar gedaan zijn — hij had ham met eieren gegeten — de pijpjes-rokende Engelse twee sneedjes tong.... De hele fles whiskey is ’r aangegaan.... Wie was ’r jarig?.... ’k Had jullie zo wel willen kieken met z’n viertjes, twe;e pijpjes-rokende jonge dames, gedekolleteerd en naar de laatste mode met blote armen.... Ik denk dat ’r, niettegenstaande de tragische omstandigheden, ogenblikken geweest zijn, dat ’n zo vrolijke knaap als jij ’t uitgeproest heeft! En ik, Jan Ongeluk, lag in m’n bedje en hoorde ’t water plassen. ... Links ’n paar stropers en rechts ’n paar schavuiten, en de deugd in ’t midden! Hahaha!.... ’k Had ’r op
m’n woord bij willen wezen ”
Jaapje Eekhoorn zei niets. Hij luisterde met ’n gezichtje waarop de gezamenlijke trekjes de horlepiep en de schotse drei dansten, en uit z’n verpieterde oogjes, gedoken achter de heggen van z’n lange wimpers, sputterden pret-vonkjes, d’ie-ie in bedwang trachtte te houden, zonder dat ’t ’m lukte de snuivinkjes in en uit de ronde neus-gaatjes te temperen.
151