afdak van de serre ’n beetje wezen kuieren Kan dat,
m’n jongen?”
„Alles kan, maar nou ben u d’r naast ”
„Wacht nou even, niet zo ongeduldig zijn, Jaapje____
Toen is die Charlotte Angélique enzovoorts ongerust geworden, en is ie nageklauterd.... Ze zei: Jaapje, mijn geliefde, je zal je dierbaar nekje breken.... Ze zei ’t natuurlijk in ’t Frans, zoals ’n lieve Frangaise dat alleen op haar manier kan — ze wou je in dei donkere kamer terug trekken, maar toen zagen jullie ’n verlicht venster met ’n defect spanjolet.... Hoe reconstrueer ’k de situatie?.. Niet zo somber kijken, m’n zoon!.... Als je glimlacht,
zie je ’r veel jonger uit! Jullie keken samen, of ieder
afzonderlijk binnen, en je zag ’n jonge vrouw, ’n Engelse, en ’n vermoedelijk ouwere heer, met wit haar.... Nou
wou ’k dat jij óók ’ns v/at vertelde Je laat mij alleen
aan ’t woord.”
„Ik ken ’n hele boel, maar zulke vertelsels prakkizeren, daar mot je voor angelegd wezen Zeit u ’t maar alleen ”
Hij antwoordde ’t, z’n uiterste best doend, om in ’t grappig toontje te volharden, om zich achter z’n gegrijns te verschuilen — in de grond van z’n avontuurlijk wezen, zat-ie me de geblufste bewondering voor de rooie gladdekker, die je aan kon kijken met ’n gezicht of-ie te stom was om voor de duvel te dansen, of-ie geen behoorlijke kaart in z’n poten kreeg, en die de beste troeven achterbaks hield. Waar-ie nou weer z’n wetenschap vandaan haalde, was ’n merakel.
„Als ik je moeder ongemoeid liet weggaan, m’n jongen, was jij bereid me ’n reuzetip te geven, niet?.... Ik ben daar Oost-Indisch doof voor gebleven, omdat ik niet van zulke middelen hou.... Ik vraag je de eenvoudigste dingen, ik toon je dat je niemand hoeft te verrajen, omdat ’k alweer alles zelf te weten ben gekomen, en nou moet jij niet de methode van ’t me voorhouen van ’r rooien lap toepassen, want als jij je draai niet weet te nemen, weet
ik ’t net zo min Nee, niet in de rede vallen! Je krijgt
dadelijk zelf ’t woordl.... Van ’t zinken van je woonschuit weet je niks, van de op je gevonden browning van de vermoorde bankier nog minder — in Dordt in dat hotel, waar ’k dozijnen van jouw sigaretten-mondstukjes gevonden heb dozijnen op ’n wastafel en hoeveelheden op ’n nachtkastje....”
„Waarom waren die van mijn? Ken ’n ander niet
zoiets doen?
„M’n jongen, daar komen we niet op terug. Dat blijft draaien in ’n vervelend kringetje. ...Je heb niet alleen de ordelijke gewoonte, die mondstukjes naast elkaar te
145