me geen uur zitten met dat ding in m’n hand en neem ’n sigaret.... Steek ’m rustig op.... ’t Is ’n speciaal merk, dat je nergens kan krijgen.... Geschenk van m’n broer, die ’r duizend voor me uit Madera heeft meegebracht.
„Da’s pittig, maar zwaar”, taxeerde de Bankier, die ’n kenner was.
Ook de secretaris moest ’t vreemde model proberen. De blauwe, slierende damp trok om ’t wapperend ben-zinevlammetje, en ze zouen nog langer met ’n paar gretige haaltjes geëxperimenteerd hebben, als de Bankier niet plotseling op was gestaan, om ’t licht in de wagen uit te schakelen.
„Wat bezielt je ineens?”, zei Josephus Bok, bij wijze van reflex eveneens ’t benzine vlammetje dovend.
„’r Keek ’n kerel met ’n verdachte tronie door de ruit naar binnen”, zei de bankdirecteur, en in plotsveranderde taktiek — van het ene uiterste in het andere vervallend, zoals ’m zo dikwijls gebeurde — liet-ie nu ook ’t zijden gordijntje voor ’t venster neer.
„Ik meende ook wat te zien”, zei Jan Kikker, die iets scheen te hebben, dat ’m bijzonder hinderde, en die nu eindelijk door de scherpe geur der ongewone sigaretten, wakker begon te worden.
„Wat doet ’t ’r toe?”, praatte de oud-komiek: ,,of je één of méér verdachte tronies in je leven ontmoet.... Voorzover ik mensenkenner ben, heeft iedereen ’n verdachte tronie, en misschien wij drie zeer zeer speciale.... Je moet mijn methode ’ns volgen, lArthur, om, als je ’n illustratie onder je ogen krijgt, de naam, die onder de een of andere kop van ’n. naaste gedrukt staat, eerst met je hand te bedekken.... Raad je dan wie ’t is, zonder ’t nog te weten, dan meen je telkens, honderd tegen een, ’n inbreker, ’n giftmenger, ’n valse munter, ’n moordenaar, ’n flessentrekker of Arthur, te ontdekken....
„Krankzinnige haring!” lachte Arthur Rondeel, voor ’t eerst weer opgewekt.
De chauffeur, die z’n instructies ontvangen had, hield stil voor ’n magazijn van kappers-benodigdheden. Jan Kikker sprong uit de auto, om ’n paar inkopen voor z’n chef te doen. Toen-ie met z’n pakjes uit de winkel terugkeerde, schoot ’n vreemdsoortig, on-Hollands type, half heer, half verlopen individu op ’t portier toe, om ’t beleefd te openen.
„Dank”, zei de secretaris, vlug instappend, maar niet zo vlug of de gentleman, d:ie zo bereidvaardig geweest was, had ’m iets uit de linker demi-saison-zak gerold.
Het was Jaapje Eekhoorn, intieme vriend van de Hotel-rat Karel Johan Tulp, bij vakgenoten meer bekend als Charles Jean Tullipe.
12