voor ’t luik, toen-ie veilig boven was. Geen tien tellen later misleidde ze ’n vrij snugger beambte, die zelfs geen mogelijkheid van die aard — geen dramatische of melodramatische strijd tussen moeder en zoon, had kunnen voorzien. De moeder werd ’t slachtoffer, laten we zeggen voor de zoveelste maal van ’r leven — de zoon, ’n gewetenloze smeerpijp, maakte haar medeplichtig. Einde van ’t vierde bedrijf. Grote pauze, waarin ik m’n sigaar weer opsteek. In ’t vijfde bedrijf raakt de Recherche door de neus van zekere Tommy in ’t huis, waarin de moeder noodhulp is. Ze wordt naar ’t Postkantoor gestuurd, om
zegels te halen en 5n postwissel te incasseren Die
postwissel wordt door de bewoner van 't huis geëndosseerd aan Johanna Bertina.... Hoe heet jouw moeder, Eekhoorn?... En nou in vollen ernst!....
„’t Was ’n verdomd-vervelend toeval....”, zei Jaapje Eekhoorn.
„’n Toeval waarover je je wat te laat beklaagt! ’n Gewone dienstbode zou gegild hebben, en geen seconde geaarzeld hebben, je aan te wijzen. ,.. Nou heeft de jacht alleen uren langer geduurd, krijgt zij ’t met ons, en niet mals, aan de stok, en als de meneer, die me de bijzonderheden gevraagd heeft ’t hoort, dat zij ’n ridder van jouw soort in ’t huis verborgen hield, terwijl mevrouw ziek te bed ligt, dan kun je ’t op je grijpvingers narekenen, dat ’r geen pardon zal zijn.... Nou jij!”
„’t Is beroerd van me geweest, maar as je in mijn plaats in de klem had gezeten, zou je ’t zelfde gedaan hebben, meneer Duporc.... is ’r niks aan te doen?” „Niks. Ik denk dat ze al in de wachtkamer zit. ’k Heb ’r laten ontbieden....”
Jaapje Eekhoorn smookte ’r zo driftig op los, of ’r ’n schoorsteenbrand in z’n onmiddellijke buurt uitgebroken was, en ook Nathan Marius Duporc rookte met ’n gulzigheid, of ’r ’n premie op gesteld was, om de spreekkamer met bekwaamste spoed vol te dampen.
Toen werd ’r op de deur geklopt, ’n Brigadier van de recherche reikte ’n briefje over, dat de Inspecteur met ’t meeste genoegen scheen te lezen.
„Dank je”, zei-ie: „laten wachten, ’k Help 'r in vijf minuten. Ga je gang Ziezo, m’n jongen. Ze is gearriveerd, en ze zit — staat op deze notitie geschreven — niet
zuinig te huilen Aha! De gezonde glimlach is ’r
weer Ben jij nou geen geweldig-ontaarde smeerpijp,
dat je ’r schik in heb, wanneer je moeder....”
„As ik u een reuzei-tip geef, meneer Duporc, wil u mij dan ’n handje helpen door dat ouwe mens ongemoeid te laten weggaan....?”
Cm z’n oplaaiend plezier te verbergen, stond-ie uiter
139