portefeuille, die ’k zorgzuldig zal opbergen!.... De rest van je inventaris, controleer ’k straks meer op m’n gemak.... Vooruit, asjeblief, en hou je broek met de handen op je rug vast, tenzij je tegen ongelukken verzekerd bent, m’n jongen... . En vergeet niet, dat ’k op ’t ogenblik in ’t bezit ben van twee brownings, en dat ’k voor elk dartel stapje ’n beloning in reserve heb....’*
„M’n compliment”, zei de heer des huizes, bij de huisdeur, terwijl Jaapje Eekhoorn, nog steeds met de vriendelijkste grijns, in de telefonisch ontboden atax stapte: „en ’t zal me 5n genoegen zijn, later nog eens wat van u over deze zaak te horen ’’
„Tot uw dienst”, zei Duporc: „en verzoekt u uw dienstbode binnen ’t uur bij me te komen. Die moet ’n paar inlichtingen geven”.
De atax reed naar ’t Hoofdbureau, en mevrouw de Weduwe Menzei Polack, ook door de telefoon op de hoogte gebracht, zuchtte zo van geiuK, of ze ’n hartkwaal door de gebeurtenis had gekregen.
Nathan Marius Duporc, die dergelijke uiterlijke symptomen wist te beheersen, stak ’r alleen ’n tweede verse sigaar bij op, blies de rookwolkjes vergenoegd tegen de beslagen auto-ruit, en had, voor des gevangen Eekhoorn, die voorlopig geen kromme sprongen zoa maken, geen woord over voor ze op de Achterbiu'gwal uitstapten.
„Ziezo, Jaapje”, babbelde de Inspecteur, nadat-ie de arrestant als ’n humaan beambte op ’n kop koffie en twee waarachtig-belegde broodjes onthaald had, en de deur aan de binnenzij sekuur was afgesloten: „je zult je na deze versnapering wat meer op je gemak voelen, en omdat ’n mens, en vooral zo’n bijzonder intelligent exemplaar als jij, behoefte kan hebben, om met ’n rechtschapen medemens, na ’n zo geforceerd avontuur, ’ns gezellig uit te babbelen, stel ik je daartoe in de huiselijke gelegenheid, voor we officieel verplicht zijn je voor rekening van ’t Rijk kost en inwoning te verschaffen. Zit je makkelijk voor je gaat zitten? ’n Sigaar, m’n jongen? ”
Jaapje Eekhoorn kwam niet uit z’n grijns los, bleef zeldzaam-hardnekkig zwijgen, beet de punt van de sigaar, waarvan-ie eerst de prijs controleerde en de geur besnuffelde, spuwde ’r tegen de grond, streek ’n lucifer met bedachtzaam gebaar in vlam, en terwijl-ie de rookwolken door z’n spichtig lippentuitje perste, knipoogde-ie naar de kant van de Inspecteur der Centrale Recherche, die dermate vaderlijk met ’m omsprong, en die door de lijd-zaam-wijsgerige houding van de arrestant, een ogenblik z’n intellektueel stuur kwijt raakte.
Iemand, die in praatziek gezelschap zo* behendig is1 te zwijgen, wordt op gedachten- en meningsvoorraad geta
136