„ik ben hier nog altijd in de Sarphatistraat Ja, juist
bij mevrouw M, van Maria, P, van Pieter — zendt me
iher nummer drie met Tommy Ik blijf wachten____
Bonjour!”
„Wie bestelt u?”, vroeg angstig, de dame, die ’r zoveelste klontje suiker met Hoffman-druppels voor de zenuwen beknabbelde.
„Een van mijn beste vrienden, die zich door wijsgerig zwijgen onderscheidt”, legde hij uit, en terwijl zij ’n kopje koffie voor ’m inschonk, en ’m op ’n stuk boterkoek trakteerde, bleef hij wachten tot ’r gescheld werd, en de trap plotseling, om te griezelen zo eng, werd bestormd.
’n Reus van ’n Duitse herdershond maakte z’n entree.
„Mijn vriend Tommy”, stelde Duporc voor.
„Hoe is ’t gosmogelijk”, zei de1 weduwe: „dat u op zulke sjeniale gedachten komt!”
De sigaar, die-ie had mogen blijven roken, voor de helft opgebrand, in de hand — die» man had geen zenuwen: de as zat ’r nog aan een stuk an — praatte de Inspecteur der Centrale Recherche met de kwispelstaartende hond, die op ’t kommando „Af!” dadelijk bij z’n voeten ging liggen.
„Wat ’n engel van ’n dier-met-mensenverstand”, zei mevrouw de weduwe, toen ’t dier zelfs niet bij ’n klontje suiker bewoog.
Duporc liet de hond de mand van Jaapje Eekhoorn beruiken, wees de trap naar boven aan, en even later was hij met Tommy, die geen ogenblik aarzelde, bij ’t gesloten luik terug, dat ’t dier berook, zonder ’r zich druk om te maken. Bij ’t venster waaruit de dienstbode de herrie op ’t dak gevolgd had, gromde de hond, begon-ie met de voorpoten te graven.
„Af!”, zei Duporc, door ’t thans gesloten venster binnen kijkend.
Niets, ’t Zelfde1 af gehaalde bed, dat-ie al gezien had. Twee stoelen met dekens en lakens, acht naakte stoelpoten, ’n nog niet opgeruimde ijzeren wastafel, ’n openstaande kastdeur en ’n wekkertje.
De hond bleef zachtjes grommen.
Je hoefde ’r niet aan te twijfelen: de heer Jaapje Eekhoorn was door dit venster verdwenen. Maar aanwezig was-ie stellig niet meer.
Toen nam Duporc vóór ’t huis in de Sarphatistraat, ’n tweede proef.
’t Dier greep ’t spoor van de bandiet, liep de winkel in, waar Jaapje getelefoneerd had, stak de straat over naar de sigarenwinkel, en ontdekte David de Steltlooper, die bij ’n aanplakzuil affiches stond te lezen.
Nathan Marius Duporc keek de man niet aan, liep ’m
132