blijven staan of ’r geen onraad in de buurt is. Handige jongens, mijn rechercheurs!.... Niet bewegen! Stil blijven! Mijn mannetjes zijn klaar met oplajen en duwen
de kar naar ’t Weesperzij-station.... Heel handige manoeuvre.... Nou kijkt Jaapje naar boven.../’
„Is dat....?”
„Suschti.... Niet praten!.,.. Ja die loopjongen met ’n hengselmand om z’n arm, die nou weer zoekt of-ie ’t huisnummer niet goed vinden kan, dat is onze vriend, ’k Geloof dat hij u de eer van ’n geplakt snorretje andoet. Zeldzame vrienden houdt de Secrétaire de la Légation ’r op na ”
„Maakt u in Godsnaam geen gijntjes”, zei ze wit van zenuwen, maar ze had nog zoveel zelfbedwang, om zich niet naar m’ toe te draaien.
„Niet praten! Niet bewegen!”, viel Duporc driftig uit, want Jaapje Eekhoorn, wiens slaperige oogjes van onder de klep der pet voldoende studie gemaakt schenen te hebben, verliet de lange slungel, die met de handen in de broekzakken voor de sigarenwinkel bleef drentelen, stak met ’n bocht de straat voor de tweede keer over, dezelfde beweging als de kruiers, wier kar ’n defect leek te hebben — en schelde tweemaal aan.
„Niet haasten!”, sprak Nathan Marius Duporc ’t witte gezicht met de grote zwarte ogen en de fladderende neusvleugels toe: „hij komt zeker boven, ook al vraag je ’m honderd keer bene jen achter de deur te blijven. Dan wijkt u in de kamer hier, en laat de deur-opening vrij.. En kalm onderhandelen, niet naar d© suitedeur kijken, waar ik me achter posteer....”
’t Was waarlijk ’n vrouw geknipt voor ’n politiebeambte, want van af ’t moment dat ze aan ’t traptouw trok, bewoog ze opmerkelijk-rustig.
De buitendeur dreunde dicht, en precies zoals Duporc ’t voorspeld had: de drieste vlegel hield zich niet aan de afspraak.
Bedaard sloot-ie de tochtdeur achter zich, en tegen de protesten van d© in ’r rol blijvende vrouw in, wipte-ie de trap met twee en drie treden tegelijk op.
Z’n kruideniersmand had-ie in ’t portaal gelaten, de handen hield-ie in de zakken.
„Nou vraag ’k.... Nou vraag ’k.... Noemt u dat bene jen achter de glazen deur ?” zette mevrouw de weduwe Menzei Polack angstig in, en ze week naar de tafel in de voorkamer terug.
Jaapje Eekhoorn volgde ’r zwijgend de zitkamer in, keek met detectiveogen rond, trok om zich te dekken ’t snoer van het telefoon-toestel uit ’t stopcontact, en zonder dat de vrouw, die ’r hart in ’r keel voelde kloppen ’r op
127