De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



kwam.... Is u in de sigarenwinkel aan de' overzij ?.... Wat ’n gotspe!.... Heb u ’r wat tegen, dat ik u tegemoet loop? Ik durf toch niet goed bij mijn alleen thuis! Nee, waarachtig, ik durf ’t niet! Laat mijn nou asjeblief, asjeblief na u toe kommen, in ’t tramhuisje bijvoorbeeld. ...”

„Bij hem in de woonschuit fluisterde Duporc, of-ie

in ’n soufleurshok zat.

„Die is toch gezonken ”, zei ze in zenuwachtige

contramine.

, ,Dat kan ü niet weten Suscht.... Doe wat ik zeg!”

„As ’t tramhuisje niet na uw zin is, zeg u dan maar hoe laat bij u in de woonschuit!.... Wat zeit u?.... Is die gezonken?.... Ach, wat ’n slag! Maar ik durf niet bij mij thuis!.... Ach, nee, meneer-hoe-hiet-u-ook-weer: ik

ben moederziel alleen  Heus?  Op uw woord?----

Bei u dan tweemaal, nee driemaal.... Dan trek ik an ’t touw, en dan blijft u beneden achter de glazen deur.... Heus en waarachtig.... Goed dan, maar niet meer as acht honderd....”

„Knap gedaan, mevrouw”, moedigde de Inspecteur haar aan: „we moesten vrouwen als u, handig, slim en niet bang voor vuurwapenen bij de recherche hebben....”

»,Nebbiesch”, zei z®, tintelend van zenuwen naar de overzijde-sigarenwinkel kijkend.

Ook Duporc loerde door ’n spleet van een der gordijnen, en toen ze ’r lippen opende, om ’n enkel woord te zeggen

— ze begreep ’r niks van, dat de winkeldeur dicht bleef

— snauwde-ie haar zo onhebbelijk af, als ’n man in lengte-van-jaren getrouwd, die na ’n slapeloze nacht ’t meest-principiële knoopje van z’n overhemd en boord kwijt is geraakt, en ’t aan z’n lijdzame vrouw wijt: „Mond dicht! Enkel kijken! Angstig kijken!.... Nee, verdomme, niet mijn kant uit!.... Je voorhoofd tegen de ruit!.... Anders snapt-ie ’t zo, is al mijn moeite voor niks!.... Ik zal wel praten.... Niet naar mij kijken!....

De schooier is natuurlijk niet in die winkel! Denkt u

dat dat tuig, zich zo bloot geeft? Duizend tegen een heeft-ie aan deze kant van de straat getelefoneerd.... Klopt! Mijn mensen, die al die tijd hebben staan luieren bij d’r kar, la jen pakkisten op.... Dan hebben ze ‘m in de

smiezen  Klopt als ’n bus! Nou steekt-ie de straat

over....’’

„Waar?”, vroeg ze angstig-zacht.

„Niet vragen! Niet bewegen!” brulde Duporc bijna: u zit-ie, mij niet!.... Ze zijn met d’r tweeën.... Wel verdraaid!”

„Goed zo”, sprak Duporc bijna vergenoegd: „die tweede is David de Steltloper, pas ontslagen. Die zal op uitkijk

126

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.