politie-toezicht staande typen, in ’n armoedige woonschuit brengt, dan heeft u dat vermoedelijk niet voor uw genoegen gedaan, en is u, naar mijn bescheiden inzicht in handen van gespuis gevallen, dat dei ouwe methode van chantage toepast.... Heb ’k ’t bij ’t rechte eind?’’
Ze knikte opnieuw, maar omdat ’r aan ’n draadje balancerend bewustzijn, de topzware beweging niet meer verdroeg, viel ze onmetelijk-diep in ’n put zonder bodem, zonder houvast, zonder steun, uren en uren lang.
Toen ze bijkwam lag ze op de divan in de voorkamer, en voor ’r stond Nathan Marius Duporc, hijgend als ’n blaasbalg.
Ze bezwom de bezoeker enige tijd met ogen, die over logarythmen leken te peinzen, trok in1 eerste instantie ’r rok over ’n verschrikte kuit, en deed toen wat iedere vrouw in zulke pijnlijke omstandigheden zou hebben gedaan — ze schreide.
„Mevrouw”, zei hij, ’r de tijd gevend om algeheel bij te komen, en terwijl ’r keurige boeken, gebonden, alle even splinternieuw, en sommige verrukkelijk van prachtband, bewonderend — op ’n beige kleedje lag als ’n relikwie ’n bundel van zekere Perk — en op ’n penant-tafeitje, op ’n marokijn lapje ’n luxe-uitgave van ’n zich noemende Maeterlinck, in ’t Frans —: „kom nou, mevrouwtje! Verstandig zijn!”
„’t Is zo’n nachtmerrie geweest, zo’n vers-tering met die eisjegeweld”, praatte ze in voor hem niet geheel en al duidelijke, uitheemse beeldspraak —• maar ze praatte, en dat was hoofdzaak.
„Wat deedt u in die schuit?”, vroeg hij, ’n stoel bij-schuivend.
Ze keek gefolterd naar de vergulde pendule, ’n herderinnetje, ’n herder met ’n staf en ’n schaap, stofvrij onder ’n stolp, en omdat hij die blik bij intuïtie begreep, vervolgde hij, ’r ’t eigen horloge bij raadplegend:
„Hoe laat komt de kleine schooier met zeventien vonnissen op z’n kerfstok hier?”
„Hij kan elk ogenblik aanschellen”, antwoordde ze zo zacht of Jaapje Eekhoorn achter de suite-deur luisterde.
„Uitstekend”, glimlachte de Inspecteur der Recherche: „maar zolang-ie dat nog niet heeft gedaan, kunt u me die
paar inlichtingen geven ”
’t Zelfde verhaal, dat ze ’s morgens al tweemaal aan de telefoon had gedaan, kwam ’r in nuances en met angst en beven uit, want ze voelde dat de ogen van die man ’r niet geloofden. Door het telefoontoestel had ze ’t aanzienlij k-makkelijker gehad, omdat ze toen niet bekeken werd. Toch deed hij niets anders dan zwijgend knikken, en ’r met aimabele glimlach-imitaties aanmoedigen.
123