Ze knikte.
’t Noodlot had ’r te pakken.
Nu maar alles biechten, en niets verder verbergen, want ze had al om negen uur aan de Assurantie meegedeeld, dat ze zich vergist had, en ook met de Recherche had ze ’n telefonisch gesprek gevoerd, waarbij ze, met ’t verzoek dat dadelijk aan de betrokken autoriteiten over te brengen, nadrukkelijk had verklaard, dat de door haar ingeleverde staat van gestolen goederen, met de taxatie der schade, op ’n gelukkig abuis berustte. Haar gezelschapsjuffrouw die hoegenaamd geen verstand van diamanten en paarlen had, was te goeder trouw zo onhandig — of in dit geval zo méér dan handig geweest, om ’r de duplicaat valse stenen en sieraden mee op reis te geven, en de echte in de safe van de Bank achter te laten. Dat had ze van morgen, toen ze in die safe ’n paar couponnetjes moest knippen, tot ’r niet uit te spreken vreugde ontdekt. Zo’n toeval had niemand kunnen voorzien----
Dit niet ongeloofwaardig verhaal had ze èn aan de Assurantie èn aan de Inspecteur-van-dienst van de Centrale Recherche opgedist.
Ze had ’r zenuwachtig en helemaal van streek bij staan hakkelen, maar zowel de employé van de Assurantie-Maatschappij als de man-van-de-Recherche hadden ’r verklaring geen moment in twijfel getrokken — de eerste, omdat-ie in z’n nopjes was, dat ’r geen premie van dat bedrag hoefde uitgekeerd te worden — de tweede, omdat-ie zich in ’t wanboffen van Jan Tulp verkneuterde.
„Het was van uw gezelschapsjuffrouw flink en verstandig, om u in deze tijd niet met zulk ’n waardei op reis te laten gaan”, had de Inspecteur-van-dienst gezegd: „ik neem acte van uw verklaring, maar van onze kant kunnen we ’r geen genoegen mee nemen, dat de bedrieger enkel bedrogen is. Hij heeft u bedwelmd, een aanslag op u gepleegd, is tot z’n daad overgegaan, en heeft u beroofd, onverschillig of uw sieraden door dit bijzondere toe val echt of simili warén! Ik geloof niet, dat z’n straf ’r minder om zal zijn, als we ’m te pakken krijgen ”
Tot zover had Mevrouw de weduwe Menzei Polack haar ernstige fout zo goed mogelijk hersteld.
„Mag ik u vriendelijk verzoeken, mevrouw?”, zei hij met voorbeeldige takt, omdat ’r hele houding ’m waarschuwde, dat ’n stevige flauwte, niet tot de decadente soort der appelflauwten behorend, op komst was: „mag ik u in uw eigen belang verzoeken mij ’n ogenblik boven te laten. Ik kom hier als vriend, en als man aan wien u alles kan toevertrouwen.... Als ’n vrouw van uw positie ’s avonds ’n bezoek aan een van de ongunstigste, en onder
122