„Nathan, hou in Godsnaam met die krankzinnigheden op!” viel ze bleek tot achter ’r oren uit: „’k heb vannacht
al niet door die smerige moord kunnen slapen Hou
op! Hou op!”
„Goed, ik hou onmiddellijk op”, zei hij: „ofschoon ik had willen zeggen: „met ’n afgesnejen....”
„Neef, ik loop ’t huis uit!”
„Met ’n afgesnejen, of uitgesnejen ons ham hadden gevonden, wat dan? Nou kijk je me aan of ’k ’n schrikkelijke bedoeling had Merk je hoe ontzaggelijk-voorzichtig we moeten zijn?____ Jij valt over ’n woord! Mo
gen we ’t over ’n onbewezen daad?”
Hij schaterde en de commissaris lachte mee.
„Al ’t menselijke gaat uit jou heen”, verweet nicht: „je hebt ’t onderzoek in ’n zaak van bloed en misdaad, en
je heb nog lust in grapjes Hoe is ’t godsmogelijk ”
„Daar verbaas ik me zelf over”, bekende Duporc: „maar je went aan alles. Ik heb ’n vriend, die patholoog-ana-toom bij ’t Ziekenhuis is, en z’n boterhammen met sau-cisse-de-Boulogne staat te eten, terwijl-ie sectie verricht. . .. Als ze jou bij donker en weerlicht....”
„Bonjour!” zei nicht gekrenkt, en ze smeet de deur achter zich dicht.
Dat deden ’n paar minuten later de commissaris en de Inspecteur ook, waarna ze van de Paleisstraat naar de Sarphatistraat tramden, en op ’t voorbalcon stonden te fluisteren. En de Chef interesseerde zich zo voor’ de hypothesen van Duporc, dat-ie ’m tot de woning van mevrouw de Weduwe Menzei Polack begeleidde, en zich ’r persoonlijk van kon overtuigen, dat de beambten in de Sarphatistraat, zonder iemand’s aandacht te trekken, behoorlijk op post stonden, om eventueel assistentie te verlenen.
„Je bent ’n verdomde kraan”, zei-ie afscheid nemend — als-ie had kunnen voorzien wat ’r binnen ’t uur zou volgen zou-ie vermoedelijk als belangstellend toeschouwer in de buurt zijn gebleven —■: „ik weet alleen niet, of
’r geen vergissing mogelijk is ”
„Errare humane est”, zei Duporc voorzichtig.
„ Juist, juist! Maar zelfs in dat geval, ben je met
’n bewonderenswaardige opmerkingsgave te werk gegaan Laat in ieder geval vandaag nog wat van je
horen ’k Ben benieuwd of Marseillei resultaat opleveren zal Tot ziens”.
Rustig, of-ie ’n beleefdheidsvisite kwam afsteken, belde Duporc aan ’t bovenhuis, waar-ie de vorige avond geen toegang had verkregen.
Aan de overzijde, achter ’n lege handwagen, stonden twee van z’n beste rechercheurs, als kruiers vermomd, bij
120