De moord in de trein

Titel
De moord in de trein

Jaar
1954

Pagina's
201



weten, en dat de logica ’t met zich meebrengt, ’t heerschap van de woonschuit ’t eerst de duimschroeven aan te zetten  Dringt ’t tot u door, chef?”

„Geen snars”, zei de commissaris bruut.

„Als u lust heeft, kom dan over ’n dik half uur bij me aan, want ik moet ’r beslist vandoor naar de Sarphati-straat, en weet niet hoe de dag zich verder ontwikkelt .... Ik heb nog ’n tw,eede nieuwtje, waarbij je kokkers van ogen zal opzetten, dat zelfs niet door de telefoon mag aangeduid worden.... Je kan je dan tegelijk overtuigen, dat de staat van m’n geestelijke gezondheid vermoedelijk niets te wensen overlaat, ofschoon ’k ogenblikken gehad

heb, da ’k aan mezelf twijfelde Kom je? Ik ga

me vlug wassen....”

„Goed, over ’n half uur”, antwoordde de commissaris, die ’r toch nog aan twijfelde of Nathan Marius Duporc niet zacht-gesproken „overwerkt” was.

Maar toen-ie precies op tijd, door nicht Duporc in de huiskamer gelaten werd, en-ie Nathan bij z’n vierde broodje vond, z’n tweede ei en z’n vijfde kop thee, en-ie ’n gezond-vrolijk snuit onder wetenschappelijk-geborstel-de rode haartjes zag glunderen, en de Inspecteur ’m iets in ’t oor fluisterde, omdat nicht met ’n ziekelijke halsstarrigheid in de kamer bleef draaien — ze had neef letterlijk gebeden en gesmeekt om wat los te laten — ze was dodelijk-nieuwsgierig, om iets naders van de gruwelmoord te horen, gelijk u en ik ’t in zulk een geval evenzeer zouden zijn — toen zat de commissaris met ’n zo gebluft gezicht, en bekeek-ie de aantekeningen van zijn eerste ondergeschikte met zulk ’n hevig interesse, of-ie zélf een der edele uitwassen van Literatuur, ’n Detec-tive-roman in optima forma aan ’t genieten was. Soms sprak-ie daarbij ’n vloek-op-slofjes, soms knipoogde-ie over z’n lorgnet naar de Inspecteur, die aan z’n vijfde broodje toe was.

„Ongelooflijk! Onbestaanbaar!”, zei de commissaris, de kamer voldampend.

„Hè, toe, laat ü dan wat los!”, soebatte nicht, die nog nooit zó liefderijk de broodjes en koppen thee van Nathan Marius had bij gehouden: „ik hoor zoveel, waarover ik m’n mond weet te houden....’’

„De zaak is deze”, sprak de Inspecteur der Recherche onverstoorbaar: „de zaak is waarlijk deze, Anna, dat we zelf nog vermoeden, en zolang; ’n vermoeden geen officiële zekerheid is, en we nog niet met een Quod erat de-monstrandum kunnen besluiten, ’t altijd in zekere zin gevaarlijk blijft, een beschuldiging uit te spreken Gesteld dat we jou op ’n avond, terwijl ’t buiten dondert en bliksemt, met ’n afgesnejen....”

119

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.