Wageningen in, dat-ie gister bij z’n thuiskomst nog even geraadpleegd had.
„Meneer Zevenster”, zei de chef, en z’n stem klonk
waarachtig-ongeduldig: „ik zou u ” — als-ie met U
begon, was-ie in z’n wiek geschoten —: „ik zou u in overweging willen geven, eerst even en liefst zo spoedig mogelijk bij me aan te lopen, voor u in de richting van de zaak R. verder gaat, We komen in de grootste moeilijkheden. De Dordtse correspondent van ’t Handelsblad schrijft vanmorgen dat die meneer Hans Tryssen inderdaad ’n lezing voor de afdeling Dordrecht van ’t Nut had moeten houden, dat de Recherche zich ergerlijk verga-lopeerd heeft, dat — maar dat zeg ik liever persoonlijk.. Ik beschouw u als m’n rechterhand, maar — maar — en wees ’r niet boos om — ze hebben gerapporteerd, dat u vannacht bij Schiller stevig borrelde, en dat u op de Dam zo in uw eentje aan ’t springen was, dat de surveillerende beambte, nummer 2017, van plan was u tot kalmte te manen, toen-ie zag wie-ie voor zich had....
Nathan Marius Duporc zat ’n ogenblik als ’n binnén-vetter te schuddebuiken, toen, zich in de sigarette-rook verslikkend, vroeg-ie:
„Ben je alleen aan het toestel, baas?”
„Dat doet ’r niet toe”, ontweek de chef, die anders de gezelligheid in persoon was: „ik ben alleen, maar ik zeg nog eens: dat doet ’r geen sikkepit toe....”
„Dat doet ’r in zoverre toe”, zei Duporc, die ’r plezier in had de onderkruipende collega op stang te rij jen: „dat ’r op de Centrale collega’s zijn, waarvan Huygens zou
getuigen: „veel kaecks op ’t nest en noyt een ey ” —
wil je ’n ander op ’t nest laten, ik vind ’t best! Maar
’k heb zeker geen officiële verplichting ’n derde de eitjes,
die ’k dadelijk voor m’n ontbijt ga pellen, te cederen____
Apropos, die S, van Sus, is ’n hoogst-bekwaam beambte. Hij biljart aller-voortreffelijkst.... Ook heb ’k laatst ’n gedicht van ’m gelezen, ongelooflijk van knapheid, alleen in de ene regel ’n half dozijn voeten meer dan in de
andere Ook heb ’k tegen ’n gedichten schrijvend lid
van de recherche ’t bezwaar, dat in de buurt van de meeste sonnetten ’n vrouwerok zwerft, en dan ”
„Verrek!”, klonk voor de tweede maal en niet zeer esthetisch de stem.
„Als jij zo in je sas ben”, lachte de commissaris — van eieren gesproken: ’t was met Duporc lastig eieren eten! —: „als je ’s morgens, zo uit je bed, de clown uithangt, begin
’k te geloven, dat je goed nieuws hebt Ach, Sier, doe
me ’t genoegen en laat me ’n ogenblik alleen Ziezo,
ik luister naar wat je te biechten hebt ’*
117