zo lachen, dat ’t bijna compromitant voor de buren werd. Hij lachte met de sullig- slaperige vermoeidheid van de politie-ambtenaar met takt-om-met-mensen-om-te-gaan; zij, met ’n wijd-open giegelende mond, waarin ’n rossige haviksneus tussen tandstompjes z’n entree leek te maken.
In de kamer van de gearresteerde Hans Willem Adriaan Thyssen keek Nathan Marius Duporc met de vluchtigheid van de speurdër, die z’n diagnose gemaakt heeft, en alleen voor de vorm nog even controleert, rond.
De werktafel lei zo tjokvol met boeken, tijdschriften, brochures en kranten, dat ’r nauwelijks ’n plekje wit voor de begenadigde arbeid van dromen voor begerige tijdgenoten neer te schrijven, open gebleven was.
De sofa diende voor stapelplaats en gros, en omdat ’t de sofa van Hans Thyssen privé was, ’t enige drie-en-half-potige souvenir uit de dagen, toen-ie nog eigen meubeltjes had, of op weg was die te verzamelen, kon de hospita zich niet met klem van argumenten verzetten tegen ’n uitstalling-van-jaren, waarin hij alleen de weg wist te vinden.
Dan was ’r nog ’n gesloten boekenkast, zo volgestouwd, dat de planken kromgetrokken waren.
Op ’n kleiner tafeltje lag in prachtband De Biecht van Stanislaus Erkerman, ’t zielkundig boek, waarover de ongelukkige auteur in ’t Politiebureau te Dordrecht gesproken had.
„Ik wou die gesloten kast wel ’n moment onderzoeken”, zei Duporc, met ’t roestige bosje sleutels van de schrijver rammelend.
„Geef u geen moeite”, zei ze met de sympathieke rapheid van ’n veroverde vourw: „ik heb zélf ’n sleutel, die
’r op past Door de ruiten zie je boeken — beneden
in stopt-ie wat ik niet weten mag, en waarvoor-ie bang
is, dat-ie ’t niet alleen opeten zal Asjeblief! Wat zei
ik u?”, eindigde- ze met ’n triomfantelijke vingerwijzing naar de ruimte onder de benedenste plank.
Daar lag inderdaad van alles: ’n leeg-geschraapt Keuls botërpotje, ’n lege fles Ranja (bewaard voor ’t statiegeld), ’n leeg blikje Verkade-Biskwie, ’n leeg doosje Miss Blanche, ’n leeg sardine-busje, ’n leeg trommeltje chocolade.
De leegte gaapte je tegen. Maar eens was ’t vol geweest, en die volte had ’n man van smaak en ontwikkeling voor ’n rechtschapen mede-mens verborgen gehouden.
„Ik dank u”, zei Duporc, die zich uitsluitend voor wat oude Gillette-mesjes interesseerde, en met een van de auteurs-sleutels de kast op slot deed.
In de prullenmand vond-ie ’n prop: de restanten van ’t
109