de weduwe Menzei Folack niet meetelde — eerst de dame van ’t „Family-Pension”, hoffelijk en meegaand, toen de weerbarstige huishoudster van Josephus Bok, nou ’n verbolgen juffrouw-uit-de-Pijp, die de aangelegenheid door ’t raamgat-van-tweehoog wilde behandelen, en bij wie je zeker geen toegang kreeg, als je zei dat je van de politie was. Zelfs ’t glimmend dak van de luxe-auto imponeerde ’r niet.
„Zo kan ’k moeilijk met u praten”, zei Duporc: „’t is van vertrouwelijke aard..,
„As je zo niet praten ken”, sprak de schelle stem: „dan praat je maar niet!’, en meteen kwakte ’t raam dicht.
„Dat is ’n vrouw, om in de maneschijn mee uit wandelen te gaan”, zei Duporc droogjes, en meteen was-ie de trap op, omdat ’r iemand van eenhoog, die z’n hond wou uitlaten, aan ’t touw trok.
Twee-hoog klopte-ie aan de gangdeur.
„Wie daar?” vroeg de stem, en omdat ze achter de deur wel vermoedde dat ’t de kerel van daarstraks w'as, zei ze ’t „Wie daar?” met de volrijpe rauwheid van een, die meer geluid in reserve heeft.
„Ik”, fluisterde Duporc, en tegelijk opende-ie de deur met een van de roestige sleutels van Hans Thyssen, op ’t Dordtse politiebureau in beslag genomen.
„Wel gedorie!”, zette ze met felste verwoedheid over zo’n onbeschaamdheid in: „as je niet dadelijk opduvelt.
„Politie”, zei Duporc, z’n ambtspenning tonend: „en hoe minder spektakel je maakt, hoe beter ’t voor jezelf is, juffrouw....”
Van uit ’r raam aan de voorstraatzij zou ze de hele buurt bij mekaar gekrijst hebben — voor dat soort van uiterlijke welsprekendheid was ’n auditorium uit de onmiddellijke omgeving ’n vereiste — hier in de intieme schemering van ’r portaaltje verloor ze ’r zekerheid, gelijk n kunstenaar zonder contact met ’n luisterend publiek de juiste accenten voor sonore declamatie mist.
„Wat mot je dan, kerel?”, zei ze in de meerdere vertrouwelijkheid van twee vrienden, die bij ’t zoveelste licht of donker, de spreuk „Verrate nie leise, verrate nie laut, was ein Freund beim Glase Dir anvertraut!” bepeinzen.
„Ik wens u een goede avond”, zei Duporc: „en kom ’n ogenblik poolshoogte nemen. Asjeblieft, dit is voor de moeite. In ’t algemeen moet je nooit, als vrouw, die hard voor ’r dagelijks brood wurmt, je tijd voor niemendal ter beschikking stellen ”
Onder ’t licht van de lamp, lei-ie ’n bijkans nieuwe rijksdaalder neer. Ze glimlachte met de erkentelijkheid van ’n Hollandse ziel, die meer aardappelen dan vreugde in ’r leven genoten had.
107