„Wees nou is redelijk”, begon ze met duizend-vrezen in ’r stem te betogen: „as ’n man, bij wie je meer as twintig jaar in betrekking ben, en die zo’n vertrouwen in je stelt, dat-ie z’n hele huis met ’n pracht-inboedel, an je overlaat, as-ie uit d,e stad gaat; as zo’n man voor wie je door ’t vuur zou gaan, omdat-ie altijd best voor je is geweest, je zeit: je houdt je mond, Pilatus, ben je dan
gerechtigd te klessen ?”
„Pilatus zei”, merkte Duporc met ’n zeldzaam-testa-mentische kennis op — „Pilatus vraagt in Johannes: „Wat is waarheid?’’ Dat zelfde vraag ik op mijn beurt en mijn manier! En nou voor ’t laatst: wat moest je verzwijgen?”
„Dat — dat ’k om vijf uur weg ben gezonden ”
„En ?”
„En as ’r soms iets raars gebeurde Jessis, ’t kost
me me betrekking ”
„Wat voor raars”, drong Duporc onverbiddelijk aan, terwijl de chauffeur met ’n mond als ’n ovenslee stond te luisteren.
„Hij zee: as ’r iets raars gebeurt, omdat we in zo’n rare tijd leven, en ’k zo krankzinnig-raar heb gedroomd, en ’k me vandaag helemaal zo raar voel — dat zee-ie met ’n zo kemiek gezicht of-ie nog op ’t toneel stond — dan pas je op alles, Pilatus, tot ik zelf weer as ’n kat op me poten terecht kom! Hier heb-ie tien gulden extra en verdwijn van de vlakte, want ik krijg damesbezoek! En denk ’r an, dat je je eerder laat wurgen en vierendelen voor je iets uit ’t huis an anderen overkletst....”
„Was ’r damesbezoek?”
„Dat zal wel ”
„Was ’r méér dames-bezoek?”
Ze knikte. Josephus Bok noemde haar Pilatus, en zij was in de buurt van Judas beland.
„Heb je hier wel ’ns ’n dame ontmoet?”
„Nee. Dan moest ik op boodschappen uit ”
„Dus, toen je gister om vijf uur de stad in werd ge-
bonjoerd, dacht je ”
„Dat meneer eerst effen afscheid van de — van die —
van haar — wou nemen, voor-ie naar Parijs ging Je
denkt zo dikwijls dingen, die je niet denken mag. Daarvoor zijn wij mensen ”
„Heel juist”, zei Duporc, ’r aanmoedigend toelachend: ,„en vermoed je, dat ze ’r stellig geweest is?”
„Stellig, want ’r stonden twee lege koppen op de theetafel, — en ’n paar keurige — nee, twéé paar — dure molières, die-ie voor haar op zicht had laten kommen,
waren uit de kast boven meegenomen ”
„Heb je enig idee wie die dame geweest is ?”
„Nee, ik ben niet nieuwsgierig, en ’k begrijp best, da'.
104