I7
BLINDE God zegen je.
ziende :
Driemaal of tweemaal ? blinde :
Duizendmaal.
ziende :
. . . „Duizendmaal”. Nou nog ’t Post-scriptum : je heb je pijp vergeten. Die ligt hier in de la, en vele groeten van dengeen, die dezen brief heeft geschreven . . .
blinde (voor zich uit dr o om end) :
. . . God zegen je — God zegen je . . . God zegen ons . . . Dat hebben ze daar en daar en daar en overal gewenscht, toen ze met 't vechten begonnen. Is ’t niet ? . . .
ziende :
Natuurlijk, ’r Waren bidstonden over de heele wereld. BLINDE.
Hoe durven ze . . .
ziende.:
Wat zeg je ?
blinde :
Hoe durven ze!... Ik durf m’n handen haast niet vouwen voor mijn zoon alleen. Bidden om te gaan vechten — meester, ik kan 'r niet bij. Als je aan ’n oorlog denkt, hollen je gedachten wTeg van God en als je aan God denkt heb je enkel vrede in je . . .
ziende (die den brief weer boven de lamp gedroogd heeft) : . . . Nou nog je handteekening, moeder. Hier is de pen. Nee, niet zoo laag, anders schrijf je over de pijp heen. Zoo, ja zoo. Langzaam an. Keurig. Nou nog de enveloppe en 't adres . . . tweede compagnie, derde bataljon ... En de postzegel... En ’t adres van den afzender ... In orde. En nou laat ’k je alleen.
Heyermans Eenacters 2