i6
ZIENDE :
Nee, dat doen ze niet. ;t Zijn afstanden van hier tot an ’t naaste dorp. Eer ze mekanders gezicht weten, leggen ze al dood.
blinde :
Dus al is mijn zoon nog zoo sterk . . . ?
ZIENDE :
... Je zoon komt 'r niet an te pas. Ze vechten in ’t buitenland. En wij staan an de grenzen.
blinde :
Dus de kogels doen 't en de kanonnen. ziende :
Die doen ’t, ja. blinde :
Vreeselijk. 'n Spin ziet ?n mug en ’n kat ziet ’n muis en de menschen zien niks.
ziende :
Niks.
blinde:
Zien niks. Zien niks. [glimlachend) Net als ik. Vreemd, hè ? . . . Vreemd . . .
ziende :
Slaap je ?
blinde :
Nee, ’k hield m’n oogen even toe. 'k Ben moe. ziende :
Zal 'k dan nog zetten : je liefhebbende ? blinde :
Nee, zeg: „Nou eindig ik, lieve zoon. God zegen je en zegen je nog eens . . .”
ziende :
. . . En zegen je nog eens . ..