14
ziende (lezend):
„Broodgebrek is *r niet, zoolang je broer uns steunt en die is goddank vrij door z’n manke been;. .
blinde:
. . . 'k Heb altijd meer gehouen van m’n grooten sterken zoon ... En de ander . . . Schrijf 'm dat we z’n pijp hebben gevonden in de la van de tafel. . .
ziende:
Dat is geen overgang. Je kan moeilijk van ’t manke been op de pijp springen, 'n Brief moet niet alleen duidelijk en zichtbaar geschreven zijn, met hoofdletters en lees-teekens: je hoort ’m zoo te stellen, dat degeen die leest 'r met z’n gedachten bij kan blijven;. . . van de pijp maken we 'n postscriptum . . .
blinde :
'n Wat ?
ziende:
’n Pee Es.
blinde:
Goed, ’n Pee Es. Zal ’k ’m verder over ’t kind schrijven ? ziende:
Als je Jt maar dicteert. blinde (dicteert):
. . . Je dochter is 't zonnetje in huis en in Jt dorp . . . ziende:
... En in ’t dorp.
blinde:
Ook voor mij.
ziende:
Komma, ook voor mij. blinde:
Ze heeft vanmiddag iets gezeid, dat ik je moet overbrieven.