afmeting der gereflecteerde dingen ’n lachspiegel leek — hoe-ie kneep: de oogleden brachten ’t niet tot de helft der solide oog ballen.
Of ze uit de nieuwe kassen wèg wouen, zoo opstandig deden ze.... ’t Was mal, bizar, curieus.
En hij slóót geen oog.
Woelend, tobbend, zwak jes-inslapend,weer met ’n schrik wakker-schokkend, lei-ie de kwartier-slagen der oude klok te beluisteren.
Buiten, achter de neergelaten stores, bewogen de boombladeren in den klaren maanschijn.
Ze wrongen zich door de spleten, bebuitel-den ’t plafond, schoven in kluiten te zaam, verslipten in zwartige kolken en spatten weer heen of ze uit mekaar werden ge-plonst.
In vroeger jaren had-ie dat speelsch gedoe nauwelijks opgelet — nu in de rust der kamer, bij de onmogelijkheid om ’t niét op te letten, werd ’t ’n bezoeking — ’t verward gekrioel van tooverlantaarnbeelden — ’t grijpen, haasten, koortsen, dreigen van niet thuis te brengen visioenen.
Dan redeneerde ’t verstand wel dat ’t ver-
84